Het beroep ziet op de beschikking waarbij de waarde van de onroerende zaak is vastgesteld op € 1.301.000. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de waarde aannemelijk heeft gemaakt. Hetgeen eiser heeft aangevoerd, doet aan het voorgaande niet af. Ter zitting is bevestigd dat op grond van de algemene voorwaarden van de gemachtigde de vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding v…
Meer informatie: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2023:6065&pk_campaign=rss&pk_medium=rss&pk_keyword=uitspraken
Geef een reactie