Advocaat-generaal Koopman licht toe wanneer volgens hem sprake is van nieuwe rechtspraak, die een ambtshalve vermindering in de weg staat.
Een man heeft over de jaren 1977 – 2007 pensioen opgebouwd bij het United Nations Joint Staff Pension Fund. Sinds 2008 ontvangt hij uitkeringen uit dit pensioenfonds. In zijn aangiften IB/PVV over de jaren 2014 tot en met 2017 heeft de man de pensioenuitkeringen voor 2/3e deel aangegeven in box 1 en voor 1/3e deel in box 3. De definitieve aanslagen zijn vastgesteld conform de ingediende aangiften. De laatste aanslag (IB 2017) is gedagtekend 6 augustus 2019. Op 24 december 2019 verzoekt de man om ambtshalve vermindering van de aanslagen IB/PVV 2014 tot en met 2017. Maar de inspecteur wijst deze verzoeken af, omdat de onjuistheid van de aanslagen volgens hem voortvloeit uit een arrest van 18 oktober 2019 (zie NTFR 2019/2590). Daarmee is sprake van nieuwe rechtspraak.
Wet aangepast aan arrest uit 2009
Maar de man stelt dat de Hoge Raad al op 16 januari 2009 heeft geoordeeld dat uitkeringen uit onzuivere pensioenaanspraken die zijn opgebouwd vóór 1995 zijn vrijgesteld van inkomstenbelasting. Rechtbank Den Haag wijst echter erop dat naar aanleiding van dit arrest de wet in 2010 is aangepast. Vanaf 2010 staat daardoor niet langer vast dat pensioenuitkeringen die voortvloeien uit pensioenaanspraken, die bestaan op 31 december 1994, zijn vrijgesteld. De rechtbank is het daarom met de inspecteur eens dat sprake is van nieuwe jurisprudentie. Vervolgens procedeert de man verder. Het geschil belandt voor de Hoge Raad.
Definitie nieuwe rechtspraak van de A-G
De Advocaat-generaal (A-G) concludeert dat verschillende definities van ‘nieuwe jurisprudentie’ verdedigbaar zijn. Hij geeft de voorkeur aan de volgende. De onjuistheid van een aanslag vloeit voort uit nieuwe jurisprudentie als de desbetreffende rechterlijke uitspraak is gedaan nadat de belastingaanslag onherroepelijk is geworden. Bovendien hoefde de inspecteur vóór die uitspraak in redelijkheid geen rekening te houden dat de rechtsopvatting, waarop de aanslag is gebaseerd, onjuist was. De inspecteur die zich beroept op het nieuw zijn van een arrest, kan die stelling onder andere onderbouwen door te wijzen op de omstandigheid dat:
- de Hoge Raad zelf verklaart om te gaan of een rechtsregel te nuanceren; of
- de Belastingdienst voorheen bestaande beleidsregels of kennisgroepstandpunten moet intrekken of wijzigen.
Geen nieuwe rechtspraak
De A-G past bovenstaande definitie toe op deze zaak. Na een analyse van de arresten van 16 januari 2009 en 18 oktober 2019 concludeert hij dat niet is voldaan aan de voorwaarden van nieuwe rechtspraak. Daarom adviseert hij de Hoge Raad het cassatieberoep van de man gegrond te verklaren en de zaak door te verwijzen naar een hof.
Regeling: art. 45aa Uitv reg IB 2001
Geef een reactie