Indien fiscaal partners in hun aangifte inkomstenbelasting bij verdeling van het inkomen uit eigen woning een bepaalde verhouding hebben gekozen, kunnen zij dat onder voorwaarden herzien. Herzien van de onderlinge verhouding is mogelijk tot het moment waarop zowel de primitieve aanslag als de navorderingsaanslagen onherroepelijk vaststaan.
In 2018 betalen een man en vrouw als eigenwoningrente een bedrag van € 6.630. In hun aangifte IB/PVV geven zij als opbrengst eigen woning een bedrag van negatief € 11.256 aan. De man krijgt daarvan negatief € 8.256 (73,35%) en de vrouw negatief € 3000 (26,65%). In 2019 overlijdt de man. De primitieve aanslagen zijn conform de aangiften opgelegd. Op 23 juni 2020 hebben de echtgenote en de erven van de man een herziene aangifte ingediend. Daarin is als opbrengst eigen woning negatief € 4.964 aangegeven. Hiervan is als negatieve opbrengst € 2.860 (57,62%) bij de echtgenote aangegeven en negatief € 2.104 (42,38%) aan de (erven van de) man toegerekend. De Belastingdienst heeft vervolgens navorderingsaanslagen opgelegd. Daarbij is de inspecteur uitgegaan van de bij de primitieve aanslagen gehanteerde procentuele verdeling, zijnde negatief € 1.323 (26,65%) bij de echtgenote en negatief € 3.641 (73,35%) bij de (erven van de) man.
Het geschil
In geschil bij hof Arnhem-Leeuwarden is of de (erven van de) man en de echtgenote de eerder in de aangifte gemaakte keuze voor de onderlinge verhouding van het belastbare inkomen uit eigen woning in het kader van de navorderingsaanslagen kunnen herzien.
Wijzigen onderlinge verhouding opbrengst eigen woning
Het hof ziet in de toelichting op artikel 2.17 lid 4 Wet IB 2001 zoals dat geldt vanaf 2009 wel een reden de wijziging van de verdeling van de onderlinge verhouding opbrengsten eigen woning toe te staan. Wijzigen is mogelijk tot het moment waarop de aanslag en navorderingsaanslag van de belastingplichtige of zijn fiscaal partner onherroepelijk vaststaan. Volgens het hof betekent dit eventueel ook dat het hof een navorderingsaanslag zou moeten verhogen, maar daartoe is een rechter in belastingzaken echter niet bevoegd. De inspecteur kan wel een tweede navorderingsaanslag opleggen. Het hof stelt de (erven van de) man en de echtgenote in het gelijk.
Wet: art. 2.17 Wet IB 2001, art. 5a AWR, en art. 16 AWR
Bron: hof Arnhem-Leeuwarden 13 februari 2024 (gepubliceerd 19 februari 2024), ECLI:NL:GHARL:2024:1090, 21/1408 en hof Arnhem-Leeuwarden 13 februari 2024 (gepubliceerd 19 februari 2024), ECLI:NL:GHARL:2024:1091, 21/1409
Geef een reactie