Het kabinet staat positief tegenover het doel en ambitie ten aanzien van het verminderen van administratieve lasten en het versimpelen van het belastingsysteem maar negatief over de invoering op deze wijze. Staatssecretaris Van Rij geeft antwoord op vragen over twee Fiches over een voorstel voor een Richtlijn verrekenprijzen.
De Europese Commissie stelt een richtlijn voor die als doel heeft om de regels omtrent Transfer Pricing verrekenprijzen en de toepassing van het arm’s-lengthbeginsel te harmoniseren. Hiertoe wordt het arm’s-lengthbeginsel opgenomen in de EU-wetgeving en wordt voor de toepassing daarvan grotendeels aangesloten bij de OESO-richtlijnen.
In de huidige vorm, en met name in het licht van de implementatie van Pijler 2, is er mogelijk een cumulatie van wetgeving en mogelijk naast elkaar bestaan van drie parallelle systemen voor de winstbelasting (Wet Vpb 1969, Pijler 2 en BEFIT). Dit heeft ingrijpende gevolgen voor de uitvoering (de Belastingdienst) evenals voor fiscale experts ten aanzien van vennootschapsbelasting werkzaam bij de overheid, adviespraktijk, bedrijfsleven en opleidingscentra.
Afwijking van OESO-richtlijnen
Doordat het richtlijnvoorstel deels afwijkt van de OESO-richtlijnen en deze slechts ten dele overneemt, ontstaat volgens het kabinet het risico op een separate EU-standaard naast de OESO-richtlijnen. Dit zou tot meer interpretatieverschillen en onduidelijkheid kunnen leiden bij discussies met landen die geen deel uitmaken van de EU. De kern van de inzet van het kabinet is om die reden dat het voorstel niet mag leiden tot een bindende separate EU-standaard. Deze zienswijze wordt breed gedeeld door andere lidstaten.
Arm’s-lengthbeginsel
In het BNC-fiche is benadrukt dat in beginsel door de bestaande codificatie van het arm’s-lengthbeginsel in de Wet Vpb 1969 de algemene voorgestelde benadering uit de richtlijn om volgens het arm’s-lengthbeginsel te moeten handelen voor Nederland geen directe gevolgen zou hebben. In het voorstel is deze verplichting echter zodanig vormgegeven dat lidstaten eraan gehouden lijken te zijn ervoor te zorgen dat grensoverschrijdende transacties van gelieerde lichamen en de belastbare winst die daarmee verband houdt, voldoen aan het arm’s-lengthbeginsel. Deze vormgeving lijkt de verantwoordelijkheid voor het borgen dat transacties in lijn zijn met het arm’s-lengthbeginsel bij de lidstaten te leggen, in plaats van bij de belastingplichtige, zoals gebruikelijk in fiscale wetgeving. De belastingplichtige moet primair verantwoordelijk blijven voor juiste toepassing van de verrekenprijzen. De Belastingdienst houdt hier vervolgens toezicht op. Om die reden is aangegeven in het BNC-fiche dat het kabinet wil voorkomen dat de Belastingdienst, in plaats van de belastingplichtige, verantwoordelijk wordt gehouden voor de juiste toepassing van de verrekenprijzen. Dit kan opgelost worden door in het voorstel alleen een EU-verplichting op te nemen om het arm’s-lengthbeginsel in nationale regelgeving vast te leggen.
De Europese Commissie stelt 1 januari 2026 voor als implementatiedatum. De haalbaarheid hiervan hangt af van hoe snel een akkoord bereikt wordt en in welke vorm het voorstel wordt aangenomen.
Online cursus Ontwikkelingen Internationaal Belastingrecht
Het internationale fiscale speelveld verandert in rap tempo. Stap voor stap is de impact van de BEPS-discussie gegroeid, en daarmee de gevolgen voor het Nederlandse vestigingsklimaat. Wat is er nog mogelijk en wat is niet langer mogelijk (nu of in de toekomst)? Kortom: welke alternatieve structureringen zijn mogelijk om het Nederlandse en Europese vestigingsklimaat aantrekkelijk te houden? Wat is de status van de voorstellen van de Europese Commissie? Welke relevante nationale en Europese rechtspraak is recent gewezen? In deze twee uur durende online cursus bespreekt Arthur Hofman deze recente ontwikkelingen.
Geef een reactie