In beginsel is de hoeveelheid grieven die de belastingrechter gegrond verklaart niet van invloed op de hoogte van de forfaitaire proceskostenvergoeding.
In de volgende zaak voor hof Den Haag gaat het onder andere om de vraag of de rechtbank de forfaitaire proceskostenvergoeding correct heeft berekend. Volgens de Belastingdienst heeft de rechtbank ten onrechte een wegingsfactor van 1 toegepast. Zo’n wegingsfactor hoort bij een zaak van gemiddeld gewicht. Maar de inspecteur wijst erop dat het beroep uitsluitend gegrond is verklaard wegens de schending van de hoorplicht. De rechtbank heeft de zaak niet terugverwezen naar de inspecteur. Daardoor is de bewerkelijkheid en gecompliceerdheid van de zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de gemachtigde juist afgenomen, aldus de fiscus.
Terugverwijzing maakt zaak niet minder complex
Het hof verklaart echter dat in het geschil ook de verzuimboete ter discussie stond. Bovendien is de beoordeling van het gewicht van een zaak in beginsel niet afhankelijk van de mate waarin de rechter de grieven gegrond bevindt. Dat de zaak niet is teruggewezen naar de inspecteur, heeft geen invloed op de gecompliceerdheid en bewerkelijkheid van de zaak. Het hof oordeelt daarom dat factor 1 hier een goede wegingsfactor is.
Wet: art. 7:15 Awb
Besluit: Bijlage C1 BPB
Henk de Ruyter says
Triest dat de Belastingdienst hier blijkbaar probeert om de proceskostenvergoeding (die op zich al belachelijk laag is) nog verder wil aantasten omdat de zaak naar haar mening een stuk minder dan van “gemiddeld gezicht” was. Daarmee zou de belastingdienst dus indirect de rechtsbescherming van de burger tegen de overheid – waarmee het op zich al zeer slecht gesteld is – nog meer aantasten. Een heel slechte beurt van de belastingdienst!!