De Hoge Raad komt terug op zijn oordeel dat iedereen aan wie een WOZ-beschikking bekend is gemaakt, een belang heeft bij de vastgestelde waarde.
Een man is huurder van een (geliberaliseerde) huurwoning. Hij heeft bezwaar en beroep ingesteld tegen de op zijn naam gestelde WOZ-beschikking. Volgens hof Arnhem-Leeuwarden heeft de rechtbank het beroep terecht ongegrond verklaard.
Iedereen die WOZ-beschikking heeft gehad heeft procesbelang
Uitgangspunt is dat iedereen aan wie een WOZ-beschikking is opgelegd, geacht wordt een procesbelang te hebben en dus ontvankelijk is in zijn bezwaar en beroep (HR 20 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:467, zie NTFR 2020/822 ). Maar volgens het hof staat artikel 8:69a Awb aan vermindering of verhoging van de WOZ-waarde in de weg als de indiener van het bezwaar of beroep daarvan geen direct financieel gevolg ondervindt. Dan strekt de rechtsregel van artikel 17 Wet WOZ (waardebegrip WOZ) niet tot bescherming van het belang van deze indiener. In dit geval ondervindt de man geen financieel gevolg bij wijziging van de WOZ-waarde zodat toepassing van artikel 8:69a Awb leidt tot een ongegrondverklaring van het beroep, aldus het hof.
HR: oordeel hof onjuist maar gevolgen blijven intact
De Hoge Raad acht voornoemd oordeel over artikel 8:69a Awb niet juist. Tot cassatie leidt dit echter niet. De Hoge Raad komt namelijk terug van zijn voornoemd arrest van 20 maart 2020. De Hoge Raad hanteert niet langer als uitgangspunt dat iedereen aan wie een WOZ-beschikking is bekendgemaakt, geacht wordt een belang te hebben bij de daarin vastgestelde WOZ-waarde. Als iemand door een wijziging van de vastgestelde WOZ-waarde niet in een gunstiger positie kan komen, dient het daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Bezwaar niet-ontvankelijk in plaats van ongegrond
Volgens de Hoge Raad betekent dit dat de heffingsambtenaar het bezwaar van de man in plaats van ongegrond, niet-ontvankelijk had moeten verklaren. Dit onjuiste dictum leidt echter niet tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar nu de man geen belang heeft bij wijziging van het dictum (HR 8 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1033, zie NTFR 2022/2869 ).
Wet: art. 8:69a Awb en art. 17 WOZ
Geef een reactie