De Kennisgroep onroerende zaken heeft de vraag beantwoord over de situatie waarin een kwalificerende buitenlandse belastingplichtige een overeenkomst van geldlening met een nieuwbouw- of verbouwingsdepot bij een buitenlandse bank heeft afgesloten, waarin is overeengekomen dat de eerste 24 maanden niet wordt afgelost.
Een belastingplichtige is kwalificerende buitenlandse belastingplichtige. Hij gaat een annuïtaire schuld bij een buitenlandse bank aan voor de bouw van een nieuwbouwwoning dan wel voor de verbouwing van een bestaande woning. Het gehele bedrag van de schuld wordt direct op een nieuwbouw- of verbouwingsdepot gestort. Bij het afsluiten van het nieuwbouw- of verbouwingsdepot is voor de nieuwbouwwoning of bestaande woning sprake van een eigen woning in de zin van artikel 3.111 van de Wet IB 2001.
In de overeenkomst van geldlening staat het volgende:
- de schuld wordt aangegaan voor een looptijd van 360 maanden;
- de aanvang van aflossing van de schuld vindt plaats na 24 maanden;
- tot aanvang van de eerste aflossing is alleen rente over het opgenomen bedrag verschuldigd;
- de periode waarin de gehele schuld wordt afgelost, is 336 maanden.
Vraag
Kwalificeert de schuld als eigenwoningschuld en zo ja, vanaf wanneer?
Antwoord
Nee. Op het moment van afsluiten van het nieuwbouw- of verbouwingsdepot kwalificeert de woning waarvoor deze schuld wordt aangegaan al als een eigen woning in de zin van artikel 3.111 Wet IB 2001. De schuld moet daarom vanaf aanvang voldoen aan de voorwaarden voor kwalificatie van eigenwoningschuld van artikel 3.119a, eerste lid, onderdelen b, c en d, Wet IB 2001. Hieronder valt ook de voorwaarde van de contractuele verplichting tot het gedurende de looptijd ten minste annuïtair en in ten hoogste 360 maanden volledig aflossen overeenkomstig artikel 3.119c Wet IB 2001. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de wetgever bewust heeft gekozen voor een systeem waarbij vanaf het aangaan van de schuld moet worden voldaan aan de voorwaarden voor kwalificatie van eigenwoningschuld. Hierdoor kunnen belastingplichtigen hierover vooraf zekerheid krijgen (Kamerstukken II 2012/13, 33405, nr. 3, p. 20 en Kamerstukken II 2012/13, 33405, nr. 7, p. 25). Omdat in de overeenkomst van geldlening is bepaald dat vanaf aanvang van de schuld gedurende 24 maanden niet hoeft te worden afgelost, voldoet de schuld niet aan deze voorwaarde en kwalificeert de schuld daarmee niet als eigenwoningschuld.
De omstandigheid dat na 24 maanden wel wordt aangevangen met aflossing van de schuld, maakt niet dat vanaf dat moment wél aan de contractuele aflossingsverplichting wordt voldaan. Pas zodra de overeenkomst van geldlening op dit punt wordt aangepast, kan de schuld op grond van artikel 3.119c, achtste lid, Wet IB 2001 vanaf dat moment een eigenwoningschuld zijn (Kamerstukken II 2013/14, 33950, nr. 3, p. 4-5).
Geef een reactie