Als een ondernemer zakelijke afspraken noteert in zijn privé-agenda, is zo’n agenda een onderdeel van zijn administratie die onder de wettelijke bewaarplicht valt.
Een man drijft een belastingadvieskantoor in de vorm van een eenmanszaak. Tijdens een bij hem ingesteld boekenonderzoek verklaart hij zakelijke aangelegenheden in zijn privé-agenda te hebben genoteerd. De inspecteur verzoekt de ondernemer daarom zijn privé-agenda’s over 2012 tot en met 2015 over te leggen dan wel ter inzage te verstrekken. De man heeft hieraan niet voldaan. Hij verklaart niet meer te beschikken over deze privé-agenda’s. Vervolgens heeft de inspecteur een informatiebeschikking gegeven. Volgens hof Den Bosch (NTFR 2022/465) is dat terecht. Daarop gaat de belastingadviseur in cassatie.
Ondernemer had privé-agenda’s kunnen bewaren
De Hoge Raad gaat ervan uit dat de ondernemer inderdaad niet meer beschikt over de privé-agenda’s. Maar net zoals het hof meent de Hoge Raad dat de privé-agenda’s gegevensdragers zijn die behoren tot de administratie van de belastingadviseur. Op grond van de wettelijke bewaarplicht heeft de ondernemer die agenda’s daarom zeven jaar moeten bewaren. Verder volgt uit het dossier dat de man niet in reactie op het verzoek van de inspecteur heeft aangevoerd dat hij als gevolg van overmacht niet meer beschikt over de privé-agenda’s. Een en ander brengt mee dat de inspecteur de informatiebeschikking terecht heeft gegeven. Daaraan doet niet af dat de belastingadviseur niet meer beschikt over de agenda’s. De Hoge Raad verklaart daarom zijn cassatieberoep ongegrond.
Wet: art. 47, eerste lid, 52 en 52a AWR
Geef een reactie