Cursussen die bestaan uit een reeks van hoorcolleges, vallen niet onder de btw-vrijstelling voor voordrachten.
Een universitaire instelling, biedt als nevenactiviteit aan personen van 50+ tegen vergoeding cursorisch onderwijs aan. Het gaat daarbij Hoger Onderwijs Voor Ouderen (HOVO). De HOVO-cursussen bestaan uit een reeks hoorcolleges. Volgens hof Amsterdam (NTFR 2022/2667) vallen de HOVO-cursussen onder de btw-vrijstelling voor aangewezen voordrachten en dergelijke diensten. De staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie tegen deze hofuitspraak. In deze cassatieprocedure draait het om de vraag of de HOVO-cursussen ‘voordrachten en dergelijke diensten’ zijn als bedoeld in de desbetreffende wetsbepaling. De Hoge Raad oordeelt dat dit niet het geval is, waarmee het principale cassatieberoep van de staatssecretaris gegrond is.
Het begrip ‘voordracht’ in het spraakgebruik
De Hoge Raad baseert zijn oordeel op het spraakgebruik. In het spraakgebruik verstaat men onder een voordracht namelijk het uitspreken van een tekst die voor een publiek ten gehore wordt gebracht. De rol van het publiek is daarbij passief en van de toehoorders wordt geen voorbereiding gevergd. Nu is met een voordracht weliswaar een overdracht van kennis of informatie mogelijk., Maar die overdracht is op zichzelf niet voldoende om een voordracht aan te merken als het geven van onderwijs. Gelet hierop houden ‘voordrachten’ niet méér in dan het uitspreken van een tekst voor een publiek. Gebruikmaking van audio en/of visuele middelen bij de voordracht en ingaan op vragen van toehoorders, staat aan de vrijstelling niet in de weg. Maar verdergaande dienstverlening zoals het ter beschikking stellen van studiemateriaal ontneemt de prestatie het karakter van voordracht. In dat geval is de dienst niet onder de desbetreffende vrijstelling te brengen.
Cursus valt onder normaal tarief
Overigens heeft in deze procedure de universitaire instelling een incidenteel cassatieberoep ingesteld. Volgens de instelling zijn de HOVO-cursussen aan te merken als algemeen vormend onderwijs, waarvoor eveneens een btw-vrijstelling geldt. Maar de Hoge Raad verwerpt dit standpunt. Bovendien oordeelt de Hoge Raad dat de HOVO-cursussen evenmin zijn te bestempelen als lezingen die onder het verlaagde tarief van de omzetbelasting vallen. De Hoge Raad verklaart het incidenteel cassatieberoep van de universitaire instelling daarom ongegrond.
Wet: art. 9, tweede lid, onderdeel a en 11, eerste lid, onderdeel o, sub 2° en onderdeel p en Tabel I, post b.14, onderdeel d Wet OB 1968
Bronnen: Hoge Raad 5 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:383, 22/00167 en Hoge Raad 5 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:527, 22/02807
Geef een reactie