Als een belastingplichtige de inspecteur verzoekt om aanpassing van onherroepelijke aanslagen IB/PVV vanwege een verlaging van de WOZ-waarde, is daarop de dwangsomregeling van toepassing. De belastingplichtige kan twee weken na het verzoek om aanpassing van de aanslagen de inspecteur in gebreke stellen.
Een woningeigenaar verzoekt de inspecteur bij brief van 14 augustus 2021 de onherroepelijk vaststaande aanslagen IB/PVV 2017 t/m 2019 volgens artikel 18a AWR te verminderen vanwege door de gemeente verlaagde WOZ-waarden. Daarbij heeft de woningeigenaar de inspecteur in gebreke gesteld wegens niet-tijdig beslissen en hem een termijn van twee weken gesteld. De inspecteur heeft de vermindering pas veel later verleend. Volgens de inspecteur is hij echter geen dwangsom verschuldigd omdat een beschikking in de zin van art. 18a AWR niet een beschikking op aanvraag is in de zin van artikel 4:17 lid 1 Awb. Hof Arnhem-Leeuwarden ( NTFR 2023/854 ) is het daarmee eens.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt echter anders. Het verzoek van 14 augustus 2021 is volgens de cassatierechter een aanvraag in de zin van artikel 1:3 lid 3 Awb. De beschikking die daarop behoort te worden genomen moet daarom worden aangemerkt als een beschikking op aanvraag in de zin van artikel 4:17 Awb. Dat de inspecteur volgens artikel 18a lid 2 AWR ook zonder verzoek gehouden is de beschikking te geven binnen de in dat artikel gestelde termijn, doet daaraan niet af. Wanneer de in art. 18a lid 2 AWR gestelde termijn reeds is verstreken op het moment van het doen van een dergelijke aanvraag, is het (langer) uitblijven van de beschikking vanaf dat moment aan te merken als het niet-tijdig geven van een beschikking op aanvraag in de zin van artikel 4:17 lid 1 Awb.
Toch geen cassatie
Tot cassatie leidt dit echter niet. Voor de toepassing van artikel 4:17 Awb is de inspecteur namelijk niet reeds bij of direct na het doen van de aanvraag in gebreke om op die aanvraag een beschikking te geven. Dat zou niet verenigbaar zijn met het onderscheid dat in artikel 4:17 Awb wordt gemaakt tussen ‘de aanvraag’ en ‘de ingebrekestelling’. Een ingebrekestelling in een dergelijk geval is pas mogelijk indien de inspecteur niet binnen twee weken, na ontvangst van de aanvraag alsnog de beschikking ex artikel 18a AWR heeft gegeven. Aangezien de eigenwoningbezitter de inspecteur in de aanvraag direct in gebreke heeft gesteld, kan die ingebrekestelling niet tot een dwangsom leiden.
Slotopmerking Hoge Raad
De Hoge Raad merkt tot slot nog op dat artikel 6:12 Awb over het instellen van beroep wegens niet-tijdig nemen van een besluit niet is beperkt tot beschikkingen op aanvraag. Daardoor kan de inspecteur wel meteen op de voet van artikel 6:12 lid 2 letter b Awb in gebreke worden gesteld nadat de termijn van artikel 18a lid 2 AWR is verstreken.
De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep ongegrond.
Wet: art. 18a AWR, art. 1:3 , art. 4:17 en art. 6:12 Awb
Bron: Hoge Raad 19 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:614, 23/01813
Masterclass in de Eigenwoningregeling
De afgelopen jaren is de fiscale wet- en regelgeving in de eigenwoningregeling op verschillende punten gewijzigd. Sommige regelingen zijn verre van begrijpelijk en lastig uitvoerbaar. Met name als partners samen een woning kopen en een hypotheekverleden hebben. Ook speelt het nieuwe huwelijksvermogensrecht een grote rol in de samenstelling van de nieuwe hypotheekconstructie en de gevolgen hiervan als partners uit elkaar gaan.
Geef een reactie