A-G Ettema is van oordeel dat bij levering van een verhuurd woon/zorgcomplex sprake is van een overgang van een algemeenheid van goederen. Daardoor is geen omzetbelasting verschuldigd.
Een projectontwikkelaar heeft een kantoorgebouw getransformeerd naar een woongebouw met 77 woonappartementen. Afgezien van één appartement heeft de projectontwikkelaar de appartementen drie en een halve maand verhuurd, voordat zij het gebouw in verhuurde staat heeft geleverd aan een beleggingsmaatschappij. Die beleggingsmaatschappij heeft de verhuur ongewijzigd voortgezet.
Oordeel hof
Hof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2022:4044, NTFR 2022/2147 ) heeft geoordeeld dat de levering van het gebouw door de projectontwikkelaar is aan te merken als een overgang van een algemeenheid van goederen in de zin van art. 37d Wet OB 1968 (zie ook ‘.Levering nieuw zorg/wooncomplex is overgang algemeenheid van goederen’).
Cassatiemiddel
De staatssecretaris stelt dat de aard van de economische activiteit van de projectontwikkelaar ‘projectontwikkeling’ is en de koper niet de bedoeling had deze activiteit voort te zetten, zodat sprake is van een levering van een goed zonder meer.
Opvatting A-G Ettema
In de gemeenschappelijke bijlage bij de conclusie in deze zaak en de zaak met nr. 22/02351 zet A-G Ettema het rechtskader voor toepassing van art. 37d Wet OB 1968 uiteen. Het niet-leveringsbeginsel van artikel 37d Wet OB 1968 haakt volgens de A-G aan bij het object van de levering. Het object moet los worden gezien van eventuele andere economische activiteiten die de overdrager verricht en op zijn eigen merites worden beoordeeld. De A-G constateert dat artikel 37d Wet OB 1968 op de overdracht van een verhuuronderneming van toepassing kan zijn. Vervolgens behandelt zij de vragen wat een verhuuronderneming is en welke zaken (op zijn minst) nodig zijn om die onderneming te kunnen voortzetten. Ook staat zij stil bij de vraag of het in strijd is met het doel van de regeling om in een zaak als de onderhavige het niet-leveringsbeginsel toe te passen.
Advies A-G
De A-G geeft de Hoge Raad in overweging het cassatieberoep van de staatssecretaris ongegrond te verklaren.
Zie ook: Parket bij de Hoge Raad 26 april 2024 (gepubliceerd 17 mei 2024), ECLI:NL:PHR:2024:478, 22/02351 en Parket bij de Hoge Raad 26 april 2024 (gepubliceerd 17 mei 2024), ECLI:NL:PHR:2024:526, bijlage 22/02347 en 22/02351
Wet: art. 37d Wet OB 1968
Bron: Parket bij de Hoge Raad 26 april 2024 (gepubliceerd 17 mei 2024), ECLI:NL:PHR:2024:524, 22/02347
Geef een reactie