Mr. Ruben Stam zal binnenkort in Vakblad Estate Planning nr. 87 de bijleenregeling bij echtscheiding behandelen. Hier volgt een tipje van de sluier.
De bijleenregeling is een complexe regeling, maar de kern is dat bij de vervreemding van een eigen woning het verschil tussen de vervreemdingsprijs en de openstaande hypotheekschuld wordt toegevoegd aan de eigenwoningreserve. De eigenwoningreserve komt in mindering op de eigenwoningschuld waarover de hypotheekrente aftrekbaar is. Wat de bijleenregeling betreft, moet men het begrip vervreemding ruim nemen. Iedere omstandigheid waardoor de eigen woning niet meer als zodanig kwalificeert, is een (fictieve) vervreemding. Als bij zo’n vervreemding de vervreemdingsprijs ontbreekt of onzakelijk is, geldt de waarde in het economische verkeer van de woning als vervreemdingsprijs.
Bijleenregeling na echtscheidingsregeling
De ex-echtgenoot die in het kader van een echtscheiding de echtelijke woning verlaat, vervreemdt dus zijn aandeel in de eigen woning. Dankzij de echtscheidingsregeling kan de voormalige echtelijke woning nog maximaal twee jaren als eigen woning kwalificeren voor de vertrekkende ex-partner. Daarbij geldt als voorwaarde dat de ex-partner de echtelijke woning blijft bewonen. Dit lijkt een probleem op te leveren als er tijd zit tussen het moment waarop de ene ex-echtgenoot de echtelijke woning verlaat en het indienen van het verzoek tot echtscheiding. Een duurzaam gescheiden levende partner telt voor de echtscheidingsregeling als een ex-partner. Zo lang de echtelijke woning door de echtscheidingsregeling als eigen woning kwalificeert, doet zich geen vervreemding voor. De bijleenregeling is daarom dan nog niet van toepassing. Maar na de termijn van maximaal twee jaar ontstaat bij de vertrokken ex-echtgenoot alsnog een eigenwoningreserve.
Twee eigen woningen in tussenperiode?
Stel nu dat de ene ex-echtgenoot na het verlaten van de echtelijke woning een nieuwe woning betrekt die voor hem een hoofdverblijf is. Dan komt een vraag op die ziet op de periode tussen het verlaten van de echtelijke woning en het indienen van het echtscheidingsverzoek. In deze tussenperiode is strikt genomen nog sprake van fiscaal partnerschap. Deze vraag luidt of in de tussenperiode de fiscale partners twee eigen woningen kunnen hebben. Stam merkt op dat volgens de letterlijke wettekst dit niet het geval is. De fiscale partners moeten gezamenlijk kiezen welke woning zij aanmerken als eigen woning. Maar uit de parlementaire geschiedenis kan men halen dat in deze situatie een belastingplichtige samen met zijn fiscale partner wel twee eigen woningen kan hebben. Dit is ook bevestigd in de rechtspraak. Stam blijft het merkwaardig vinden dat de wettekst desondanks nooit is aangepast.
Wet: art. 5a, vierde lid AWR en art. 3.111, vierde en achtste lid, 3.119aa en 3.119f Wet IB 2001
Nieuwsgierig naar het hele artikel in Vakblad Estate Planning en nog geen abonnee? Neem nu een voordelig kennismakingsabonnement
Geef een reactie