De staatssecretaris van Financiën is bereid om te verkennen of een eenvoudige rekentool voor het berekenen van de heffingskortingen op de website van de Belastingdienst is te plaatsen.
Naar aanleiding van het rapport Aanpak Fiscale Regelingen zijn diverse Kamervragen gesteld. Een van de vragen luidde of bij de voorgenomen evaluatie en de enquête onderscheid is gemaakt naar opleiding, inkomensniveau of andere kenmerken van de te onderzoeken populatie. Volgens de staatssecretaris van Financiën weten de onderzoekers van alle panelleden het opleidingsniveau, het inkomen, de leeftijd en andere kenmerken zoals geslacht en de leeftijd van eventuele kinderen. Waar relevant hebben de onderzoekers de resultaten naar deze kenmerken gedifferentieerd. Het onderzoek is gegrond in de periodieke evaluatieverplichting van fiscale regelingen en focust zich daarom op de heffingskortingen. Dat neemt niet weg dat heffingskortingen niet geheel los zijn te zien van de toeslagen. Zo is in de enquête bijvoorbeeld de kennis van en bekendheid met de heffingskortingen vergeleken met de toeslagen en zijn toeslagen expliciet meegenomen bij de analyse van de marginale druk.
Omvang van algemene heffingskorting en arbeidskorting
Verder krijgt de staatssecretaris onder meer een vraag voorgelegd over de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. Die vraag luidt of de staatssecretaris erkent dat deze onderdelen van heffingskorting zo omvangrijk zijn, dat zij voor Nederlandse belastingplichtigen vaak een groot deel van het besteedbaar inkomen vertegenwoordigen. De staatssecretaris antwoordt dat de omvang van de arbeidskorting en de algemene heffingskorting voor belastingplichtigen kan oplopen tot honderden euro’s per maand netto. Voor sommige belastingplichtigen komt dat neer op een significant deel van het besteedbaar inkomen. Dat deze kortingen variëren met de hoogte van het (arbeids)inkomen, maakt het voor belastingplichtigen lastiger om de persoonlijke financiële gevolgen in te schatten. Zo bleek uit het evaluatieonderzoek dat belastingplichtigen bij het inschatten van de eigen marginale druk vaak geen rekening lijken te houden met op- en afbouwtrajecten van heffingskortingen.
Behoefte aan rekentool op internet
Uit de resultaten van de enquête in het evaluatieonderzoek blijkt dat 41% van de mensen het (erg) moeilijk vindt om te berekenen wat zij overhouden als zij meer gaan werken. Zo’n 45% geeft aan dat zij een rekentool op het internet zouden opzoeken om een dergelijke berekening te maken. De staatssecretaris zal de optie tot het plaatsen van een tabel of eenvoudige rekentool voor het berekenen van de hoogte van de heffingskortingen op de website van de Belastingdienst verkennen. Daarbij is volgens hem een aandachtspunt dat bij wijzigingen van de website de begrijpelijkheid en overzichtelijkheid van de website als geheel geborgd moeten worden. Tot slot wijst de staatssecretaris op het bestaan van rekentools zoals de ‘WerkUrenBerekenaar’ van het Nibud. Zulke rekentools geven een beeld van hoeveel een belastingplichtige overhoudt bij meer of minder werken. Hierbij worden ook de premies en toeslagen meegenomen.
Wet: art. 8.10 en 8.11 Wet IB 2001
Geef een reactie