Na het overlijden van een volmachtgever kan een gemachtigde nog in beroep gaan tegen een WOZ-beschikking als hij daarmee de erfgenamen helpt.
Een vrouw ondertekent op 10 mei 2022 een volmacht waarmee zij een gemachtigde toestemming geeft om namens haar bezwaar en beroep in te stellen en haar te vertegenwoordigen. De gemachtigde dient namens de vrouw een bezwaarschrift in tegen de vastgestelde WOZ-waarde van twee woningen. Op 30 november 2022 stuurt de gemeente haar uitspraak op dit bezwaarschrift. De vrouw overlijdt op 15 december 2022, maar de gemachtigde dient op 30 december 2022 een beroepschrift in bij de rechtbank. Hoewel volmachten normaal gesproken eindigen bij het overlijden van de volmachtgever, kan de gemachtigde nog een jaar lang rechtshandelingen verrichten die niet zijn uit te stellen zonder nadeel. Op 21 februari 2024 bespreekt rechtbank Oost-Brabant de ontvankelijkheid van het beroepschrift van de gemachtigde.
Bevoegde gemachtigde
De gemachtigde had beroep ingesteld op een moment waarop hij nog geen verklaring van erfrechten had en evenmin een nieuwe volmacht. De rechtbank heeft de gemachtigde de gelegenheid gegeven om een volmacht van de erfgenamen te overleggen. Uit deze volmacht moet blijken dat hij bevoegd is de erven te vertegenwoordigen in deze procedure. Inderdaad overlegt de gemachtigde later zo’n volmacht met toestemming van de erfgenamen om de procedure voort te zetten. De rechtbank merkt bovendien op dat hier het aantekenen van beroep een rechtshandeling is die niet zonder nadeel is uit te stellen. Tegen het bestreden besluit staat immers een beroepstermijn open van zes weken. Als deze termijn ongebruikt vervalt, is de WOZ-beschikking definitief. Een onjuiste WOZ-beschikking kan nadelig zijn voor de erfgenamen, omdat men de WOZ-waarde ook gebruikt voor de berekening van de erfbelasting. Daarom oordeelt de rechtbank dat de gemachtigde bevoegd is geweest om beroep in te stellen.
Onderbouwing WOZ-waarde
De gemeente heeft de waarde van beide woningen onderbouwd met vier vergelijkingsobjecten. De desbetreffende vergelijkingsobjecten zijn verkocht binnen een jaar van de waardepeildatum. Vervolgens heeft de gemeente de transactieprijzen geïndexeerd naar de waardepeildatum. Zij stelt dat binnen dit gebied niet veel transacties zijn die goed vergelijkbaar zijn. De keuze voor de vergelijkingsobjecten is gebaseerd op het bouwjaar, de ligging en het type woning. De woningen hebben een aanzienlijk groter grondoppervlak dan de vergelijkingsobjecten. De gemeente heeft daarmee rekening gehouden door toepassing van een grondstaffel. Voor de vergelijkingsobjecten zijn verschillende grondstaffels gebruikt. Zo heeft de gemeente rekening gehouden met de ligging van de vergelijkingsobjecten in verschillende dorpskernen en waardegebieden. Ook heeft zij rekening gehouden met de verschillen in bouwjaar tussen de vergelijkingsobjecten. Daarmee heeft de gemeente aannemelijk gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De erfgenamen van de vrouw weten dat niet te weerleggen. De rechtbank verklaart hun beroep ongegrond.
Wet: art. 3:73, tweede lid BW, art. 21, vijfde lid SW en art. 22 Wet WOZ
Geef een reactie