Dankzij een nieuw wijzigingsbesluit is de zogeheten bezitseis in de bedrijfsopvolgingsregeling in de erf- en schenkbelasting op enkele punten versoepeld.
Bezitseis
Dankzij de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet 1956 is het mogelijk dat men veel schenk- of erfbelasting bespaart bij de schenking of vererving van ondernemingsvermogen. Een belangrijke voorwaarde voor de BOR is de zogeheten bezitseis. Deze eis houdt in dat de schenker of de erflater gedurende de vijf jaren vóór de schenking respectievelijk het jaar vóór het overlijden:
- ondernemer voor de inkomstenbelasting was met betrekking tot de te schenken of te vererven onderneming;
- medegerechtigde was met betrekking tot de te schenken of te vererven medegerechtigdheid;
- een aanmerkelijk belang hield van de te schenken of te vererven vermogensbestanddelen. Bovendien moet het lichaam waarop dat aanmerkelijk belang zag in de desbetreffende periode een onderneming hebben gedreven of een medegerechtigdheid hebben gehad. Als sprake is van beleggingsvermogen dat onder de BOR valt, mag dit beleggingsvermogen niet in de desbetreffende periode in het lichaam zijn gestort;
- resultaat uit een werkzaamheid hebben genoten met betrekking tot de te schenken of te vererven onroerende zaak. In de desbetreffende periode moet die onroerende zaak dienstbaar zijn geweest was aan de onderneming van het lichaam.
Geen vernieuwing bezitsperiode bij certificering
De bezitseis dient mede als maatregel tegen misbruik van de BOR. Maar de staatssecretaris van Financiën erkent dat in bepaalde gevallen de bezitseis onredelijk hard uitpakt. Daarom gelden voor bepaalde gevallen goedkeuringen om dit effect te verhelpen. Verschillende goedkeuringen houden verband met de certificering en decertificering van aandelen. Neem bijvoorbeeld de situatie dat de schenker of de erflater tijdens de bezitsperiode aandelen, die hij direct in handen heeft, laat certificeren. Strikt genomen zou voor de certificaten een nieuwe bezitsperiode beginnen. Hetzelfde geldt bij het decertificeren van aandelen. De staatssecretaris keurt echter goed dat geen nieuwe bezitsperiode begint mits de aandelen en de certificaten met elkaar zijn te vereenzelvigen. Dit is het geval als uit de statuten van het administratiekantoor of de voorwaarden van de administratie blijkt dat wordt voldaan aan alle volgende voorwaarden, zonder dat er andere bepalingen zijn die vereenzelviging verhinderen:
- Voor ieder ingeleverd aandeel reikt men telkens een een of meer certificaten uit tot een gelijk totaal nominaal bedrag als het ingeleverde aandeel.
- Het administratiekantoor kan de overgenomen aandelen niet vervreemden zonder de opbrengst direct uit te keren aan de certificaathouders tegen inlevering van de certificaten. Het verpanden van overgenomen aandelen is evenmin mogelijk.
- Het administratiekantoor stelt ontvangen dividenden en andere uitkeringen op de aandelen onmiddellijk ter beschikking van de certificaathouders.
- Bij uitreiking van bonusaandelen of stockdividenden op de overgenomen aandelen verstrekt het administratiekantoor dienovereenkomstig certificaten.
- Als bij de uitgifte van nieuwe aandelen voorkeursrechten aan de aandeelhouders worden toegekend, krijgen de certificaathouders de gelegenheid dienovereenkomstig een voorkeursrecht op certificaten uit te oefenen. Het administratiekantoor maakt van de voorkeursrechten van aandeelhouders gebruik in dezelfde omvang als de certificaathouders hun toegekende rechten benutten.
- Het administratiekantoor draagt ontvangen liquidatie-uitkeringen op de aandelen onmiddellijk aan de certificaathouders tegen inlevering van de certificaten.
- De vervreemdingsbevoegdheid ten aanzien van de certificaten is niet geringer dan bij de aandelen het geval is.
- De certificaten zijn slechts tegen afgifte van de aandelen in te trekken of in te leveren.
Goedkeuring bij verlettering
Aandeelhouders die een eigen dividendbeleid willen voeren, verletteren vaak hun aanmerkelijkbelangaandelen. Ziet de wijziging alleen op dividendpolitiek, dan vindt een evenredige verdeling plaats van de opgebouwde reserves en goodwill over de aandelen. De overige rechten van de aandelen wijzigen niet. Na de verlettering kan men per groep aandelen met dezelfde letter beslissen om de daaraan gekoppelde reserves en goodwill uit te keren. Als zo’n verlettering in de bezitsperiode plaatsvindt, gaat de schenker of erflater andere vermogensbestanddelen bezitten. Daardoor zou een nieuwe bezitsperiode beginnen. De staatssecretaris vindt dat een onredelijke uitkomst als bij de verlettering de overige rechten van de aandelen niet wijzigen. Ook dan zijn de oorspronkelijke aandelen en de letteraandelen te vereenzelvigen. De staatssecretaris keurt daarom goed dat een verlettering van direct gehouden gewone aandelen voor het voeren van een eigen dividendpolitiek geen gevolgen heeft voor de bezitseis mits:
- de wijziging van de rechten van de aandelen enkel ziet op het opbouwen en beschikken over eigen reserves en goodwill,
- waardoor op het moment van de verlettering de letteraandelen te vereenzelvigen zijn met de verletterde gewone aandelen; en
- geen sprake is van vervreemding.
Goedkeuring bij een wijziging van het aantal aandelen
Soms wil een aandeelhouder zijn aantal aandelen wijzigen zonder zijn gerechtigdheid tot de desbetreffende vennootschap te wijzigen. Stel bijvoorbeeld dat een aandeelhouder eerst overweegt 50 aandelen te verdelen over vijf beoogde bedrijfsopvolgers. Voordat het komt tot deze verdeling, voegt de aandeelhouder nog twee bedrijfsopvolgers toe. Omdat hij iedere bedrijfsopvolger een gelijk aantal gehele aandelen wil toebedelen, wil hij het totale aantal aandelen verhogen naar 56. Strikt genomen zijn de aandelen vóór en na de wijziging van het aantal aandelen niet te vereenzelvigen. Maar de staatssecretaris keurt goed dat dit geen gevolgen heeft voor de bezitseis mits:
- het belang van de aandeelhouder(s) in de onderneming(en) niet wijzigt;
- het totaalbedrag van de nominale waarde van de aandelen gelijk blijft; en
- de betrokken aandelen zowel voor als na de wijziging van dezelfde soort zijn en dezelfde rechten hebben.
Goedkeuring bij schenking uit huwelijksgoederengemeenschap
Stel dat iemand in gemeenschap van goederen is gehuwd. Als gevolg van het overlijden van zijn echtgenoot erft deze persoon aandelen van zijn overleden echtgenoot. Nog geen vijf jaar later wil de overgebleven echtgenoot de aandelen schenken. In dat geval is het lastig om te bepalen welke vermogensbestanddelen met toepassing van de BOR zijn te schenken. De staatssecretaris keurt goed dat men de BOR in deze situatie toch toepast op het deel van de aandelen dat overeenkomt met het aandeel van de overgebleven echtgenoot in de huwelijksgoederengemeenschap. De overgebleven echtgenoot mag echter niet meer aandelen schenken dat hij vóór het overlijden van zijn echtgenoot fiscaalrechtelijk werd geacht te bezitten.
Besluit: onderdeel 4.4 Besluit nr. 2018-27139
Bron: Staatscourant 14 juni 2024, nr. 2024, 13949
Specialisatieopleiding Estate Planning
In deze intensieve zevendaagse opleiding is niet alleen veel aandacht voor fiscale onderwerpen; ook het huwelijksvermogensrecht en het erfrecht is volledig geïntegreerd.
Leerdoelen
- Je leert aan de hand van de ‘De Schijf van Vijf – Inleiding estate planning’, waar diverse civielrechtelijke en fiscale rechtsgebieden bijeen komen, de planningstechnieken van iedere schijf en de dwarsverbanden;
- Je leert hoe je je cliënt begeleidt met de keuze voor een testament;
- Je leert hoe je de cliënt begeleidt bij vermogensoverheveling tijdens leven (schenkingen);
- Je leert hoe je de cliënt begeleidt met een bedrijfsoverdracht door de bril van een estate planner;
- Je leert over vermogensbescherming en het optimaliseren van pensioen en levensverzekeringen met het oog op het overlijden;
- Je kan je client begeleiden bij internationale estate plannings vraagstukken.
Geef een reactie