Advocaat-generaal Koopman concludeert dat de overnemende partij niet zonder instemming van de overdrager een verzoek om geruisloze doorschuiving kan intrekken.
Twee echtgenoten hebben een varkenshouderij overgenomen van de overdragers. Daartoe zijn zij in 2009 een vof aangegaan met de overdragers. In een sideletter bij de vof-overeenkomst hebben de overdragers en de overnemers onder meer afgesproken dat zij de regeling voor geruisloze doorschuiving zullen benutten. Maar tussen de overdragers en de overnemers ontstaat een conflict over de nakoming van de vof-overeenkomst en de sideletter. Vervolgens vindt eind 2013 de overdracht plaats. Zowel de overdragers als de overnemers passen in hun aangiftes IB/PVV 2013 de doorschuiffaciliteit toe. Ook ontvangt de fiscus een schriftelijk verzoek om toepassing van de doorschuifregeling. Zowel het echtpaar als de overdragende ondernemers hebben dit verzoek ondertekend. Hoewel de Belastingdienst de aanslagen IB/PVV van de echtgenoten vaststelt conform hun aangiftes, gaan zij in bezwaar tegen deze aanslagen. De kern van hun bezwaar is dat zij eenzijdig willen terugkomen op hun verzoek om toepassing van de doorschuifregeling.
Twijfel over eenzijdige intrekking door overdrager
De fiscus meent dat de overnemer niet eenzijdig kan terugkomen van het gezamenlijke verzoek om toepassing van de doorschuifregeling. De Advocaat-generaal (A-G) constateert dat de parlementaire geschiedenis niets vermeldt over intrekking van het verzoek. Maar volgens een arrest van de Hoge Raad (NTFR 2006/625) is herziening van een keuze niet mogelijk als dit leidt tot een hogere aanslag of als de aanslag definitief is. Dat zou betekenen dat intrekking van een verzoek mogelijk is totdat de aanslag definitief is, tenzij dit leidt tot hogere belasting. De A-G twijfelt of een overdrager een verzoek eenzijdig kan intrekken. De overnemer kan in ieder geval dit niet eenzijdig doen. Het is immers de overdrager die het verzoek bij zijn aangifte moet doen. De A-G adviseert de Hoge Raad om de zaak door te verwijzen naar een ander hof. Dit hof moet onder meer beoordelen of de fiscus het verzoek terecht heeft gehonoreerd.
Bronnen: Parket bij de Hoge Raad 28 juni 2024 (gepubliceerd 12 juli 2024), ECLI:NL:PHR:2024:696, 23/04950 en Parket bij de Hoge Raad 28 juni 2024 (gepubliceerd 12 juli 2024), ECLI:NL:PHR:2024:698, 23/04953
Geef een reactie