De staatssecretaris van Financiën stelt geen beroep in cassatie in tegen een nog niet gepubliceerde uitspraak van hof Den Haag over de woningwaardegrens bij de startersvrijstelling in de overdrachtsbelasting.
Volgens de staatssecretaris geeft de uitspraak geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting met betrekking tot het begrip waarde in het economische verkeer (WEV). Nog steeds geldt als juiste invulling van de WEV de prijs die bij aanbieding van de onroerende zaak op de meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meestbiedende gegadigde daarvoor zou worden besteed.
Het door het Hof aangehaalde arrest HR 24 januari 1990, ECLl:NL:HR:1990:BH7729, heeft hierin geen wijziging gebracht. Dit arrest is veeleer een aanwijzing dat een tussen onafhankelijke partijen tot stand gekomen koopsom in het algemeen de WEV weergeeft en in de regel dus overeenkomt met de prijs die bij aanbieding van de onroerende zaak op de meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meestbiedende gegadigde daarvoor zou worden besteed.
Uit dit arrest volgt ook dat omstandigheden een uitzondering op deze regel kunnen rechtvaardigen. Voor een eventuele afwijking van deze regel dient dan de andere procespartij – in dit geval de inspecteur – aannemelijk te maken dat in het voorliggende geval deze koopsom niet kan worden aangehouden, bijvoorbeeld omdat geen sprake is van aanbieding op de meest geschikte wijze en/of geen beste voorbereiding en/of meestbiedende gegadigde.
Vervolgens acht het Hof de inspecteur kennelijk niet geslaagd in het bewijs dat van een van de koopsom afwijkende WEV dient te worden uitgegaan. De omstandigheid dat een ander waarderings- of bewijsoordeel wellicht begrijpelijker is, maakt het door het Hof gegeven oordeel niet onbegrijpelijk. Voor zover in de uitspraak van het Hof zou moeten worden gelezen dat aan een taxatierapport dat is opgemaakt met als doel het verkrijgen van de financiering, geen betekenis kan worden toegekend binnen een geschil over de WEV, wordt een dergelijke zienswijze door de staatssecretaris niet onderschreven.
Het Hof heeft het taxatierapport bovendien niet gevolgd omdat de taxateur een vriendin van de familie van de kopers is. Dit is een bewijsoordeel en hiertegen kan in cassatie niet met vrucht worden opgekomen. Van het instellen van beroep in cassatie valt dan ook geen succes te verwachten, zodat in de beslissing van het Hof wordt berust.
Geef een reactie