De Kennisgroep winstfaciliteiten en firmaproblematiek heeft een standpunt ingenomen over de samenloop van de samentelregeling binnen de kleinschaligheidinvesteringsaftrek en de ondernemingsfictie van artikel 2, zesde lid, Wet Vpb 1969.
Aan de Kennisgroep winstfaciliteiten en firmaproblematiek is een vraag voorgelegd over de berekening van de kleinschaligheidsinvesteringaftrek ingeval een bv deelneemt in meerdere vennootschappen onder firma, waarbij zowel de bv als de vof’s investeringen hebben gedaan.
X BV is firmant in twee vof’s, A VOF en B VOF. Het winstaandeel van de bv in beide vof’s is 40%. Binnen de beide vof’s vinden investeringen plaats, waar de bv in meedeelt. A VOF investeert voor € 100.000, B VOF voor € 80.000. Daarnaast doet de bv voor een bedrag van € 50.000 eigen investeringen. De eigen activiteiten van de bv en de activiteiten die binnen de beide vof’s worden uitgeoefend, zijn in aard en omvang verschillend.
Vraag
Kan een bv, gelet op artikel 2, zesde lid, van de Wet Vpb 1969, die firmant is in meerdere vof’s waarbij zowel de bv als de vof’s investeringen doen, de KIA per materiële onderneming berekenen of dienen de investeringen samengeteld te worden?
Antwoord
De bv wordt geacht haar onderneming te drijven met haar gehele vermogen en mag daarom slechts éénmaal de KIA toepassen. De samentelregeling is van toepassing.
Het totaal van de investeringen voor de berekening van de KIA bedraagt € 230.000. Dit leidt in het gegeven voorbeeld tot een KIA van € 19.535 -/- 7,56% * (€ 230.000 -/- 129.194) = € 19.535 -/- 7.620 = € 11.915 (wettekst 2024).
Het aandeel van de bv in het totaal aan investeringen is (40% * € 180.000) + € 50.000 = € 122.000. De bv heeft dan recht op een KIA van € 11.915 * (€ 122.000 / € 230.000) = € 6.321.
Geef een reactie