De vraag is of teller en noemer van de dagenbreuk alleen uit hele dagen kunnen bestaan. A-G Pauwels is van mening dat teller en noemer van de dagenbreuk ook uit halve dagen kunnen bestaan.
Een man is inwoner van Nederland en staat in dienstbetrekking tot een in Saoedi-Arabië gevestigde werkgever. In geschil voor toepassing van het belastingverdrag met Saoedi-Arabië is, hoe voor de teller van de zogenoemde dagenbreuk moet worden omgegaan met reisdagen. De inspecteur heeft elk van de reisdagen voor de helft in aanmerking genomen in de teller.
De dagenbreuk
De dagenbreuk is een methode die wordt gebruikt om te bepalen welk deel van het inkomen van een werknemer aan een bepaalde staat moet worden toegerekend voor belastingdoeleinden. Dit is vooral relevant bij grensoverschrijdende arbeid, waar een werknemer in meerdere landen werkt en er belastingverdragen zijn om dubbele belasting te voorkomen.
Hoe werkt de dagenbreuk?
De dagenbreuk bestaat uit een teller en een noemer: De teller is het aantal dagen waarop daadwerkelijk in de werkstaat is gewerkt. De noemer is het totale aantal werkdagen in een jaar, verminderd met de dagen waarop niet gewerkt hoeft te worden, zoals weekenden, vakantiedagen en feestdagen. De uitkomst vermenigvuldigd met het totale inkomen is het inkomen dat aan het desbetreffende buitenland moet worden toegerekend.
Oordeel hof
Hof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2023:2079, NTFR 2023/1833 met noot Molenaar), heeft geoordeeld dat de reisdagen volledig in de teller moeten worden meegenomen. Een dag waarop voor de dienstbetrekking is gereisd vanuit het land van de werkgever, is naar het oordeel van het hof een (hele) dag waarop is gewerkt. Het hof baseert die opvatting op Hoge Raad 23 september 2005 (ECLI:NL:HR:2005:AP1424, NTFR 2005/1420) en meent dat het uitgaan van (hele) dagen ook spoort met een bepaalde zinsnede in dat arrest.
Oordeel A-G Pauwels
A-G Pauwels is van mening dat het cassatieberoep van de staatssecretaris gegrond is. Er is geen rechtsregel die zich ertegen verzet dat het aantal dagen in de teller of in de noemer van de dagenbreuk wordt uitgedrukt in een niet-geheel getal. Anders dan waarvan het hof (kennelijk) is uitgegaan, vloeit het tegendeel niet voort uit Hoge Raad 23 september 2005 (ECLI:NL:HR:2005:AP1424, NTFR 2005/1420). Dat zowel de noemer als de teller kan zijn opgebouwd uit niet-hele (werk)dagen vindt bovendien steun in Hoge Raad 17 december 1997 (ECLI:NL:HR:1997:AA3266, respectievelijk Hoge Raad 22 november 2013 (ECLI:NL:HR:2013:1261, NTFR 2014/444, ‘Deel van arbeidsbeloning belast in België’). Verder geldt voor een reisdag niet een specifieke regel voor toepassing van de dagenbreuk die afwijkt van het uitgangspunt daarbij dat in de teller van de breuk ter zake van een werkdag niet een groter deel van de dag in aanmerking wordt genomen dan het deel waarin de dienstbetrekking in de werkstaat is uitgeoefend. De A-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep van de staatssecretaris gegrond te verklaren.
Geef een reactie