De vermogensbeheerdiensten die een pensioenfonds afneemt, kunnen zijn vrijgesteld van btw. Maar dan moeten de pensioenuitkeringen afhankelijk zijn van zijn beleggingsresultaten.
Het Hof van Justitie van de EU heeft prejudiciële vragen beantwoord die zijn voortgekomen uit zes gedingen tussen verschillende Nederlandse pensioenfondsen en de Belastingdienst. Vijf (bedrijfstak)pensioenfondsen hebben vermogensbeheerdiensten afgenomen van een buitenlandse beleggingsbeheerder. Een andere partij in deze zaak, een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting (FE Vpb) verleent vermogensbeheerdiensten aan een bedrijfstakpensioenfonds. De pensioenregelingen van de pensioenfondsen zijn gebaseerd op uitkeringsovereenkomsten. Daarbij vinden betalingen van vaste pensioenuitkeringen plaats, maar de hoogte van de uitkeringen kan variëren. Dat is afhankelijk van de beleggingsresultaten van het fonds. In tegenstelling tot de Belastingdienst menen de pensioenfondsen en de FE Vpb dat het pensioenfonds dat zulke vermogensbeheerdiensten afneemt een gemeenschappelijk beleggingsfonds is. Daardoor zouden de desbetreffende vermogensbeheerdiensten zijn vrijgesteld van omzetbelasting.
Pensioenen moeten afhankelijk zijn van beleggingsresultaten
Het Hof vindt het voor de kwalificatie van een pensioenfonds als een gemeenschappelijk beleggingsfonds cruciaal of de deelnemers aan het pensioenfonds het beleggingsrisico dragen. Dit is volgens het Hof het geval als de pensioenuitkeringen in de eerste plaats afhankelijk zijn van de beleggingsresultaten van het fonds. Factoren zoals het aantal jaren van pensioenopbouw en onderbrekingen in de opbouw zijn niet relevant. Het individueel of collectief dragen van het risico is wel een relevante factor, vooral bij een faillissement. Maar deze factor is niet doorslaggevend. Als de werkgever zich gedurende een bepaalde periode garant heeft gesteld voor de verwachte opbouw van de pensioenrechten, is dat eveneens een relevante, maar niet doorslaggevende factor.
Vergelijkbaarheid met andere fondsen
Ten slotte moet men bij de beoordeling of een pensioenfonds in aanmerking komt voor de btw-vrijstelling ook kijken naar de vergelijkbaarheid met andere fondsen die de lidstaat beschouwt als gemeenschappelijke beleggingsfondsen. Men kan niet volstaan met alleen een vergelijking met een instelling voor collectieve belegging in effecten (icbe).
Richtlijn: art. 135, eerste lid, onderdeel g BTW-richtlijn 2006/112/EG
Wet: art. 11, eerste lid, onderdeel i sub 3 Wet OB 1968
Bron: Hof van Justitie van de EU 5 september 2024, ECLI:EU:C:2024:688, C-639/22
Geef een reactie