Staatssecretaris Idsinga informeert de Eerste en Tweede Kamer over de stand van zaken van het rechtsherstel box 3. De brief geeft informatie over voorbereidingen door de Belastingdienst van conceptwetgeving voor het rechtsherstel, over de geschatte budgettaire gevolgen en over het vervolgproces.
De conceptwetgeving voor het rechtsherstel is gereed. Begin september zijn diverse interne en externe toetsen aangevraagd. Na afronding van deze toetsen zal advies worden aangevraagd bij de afdeling advisering van de Raad van State. De planning is om zo snel mogelijk daarna, in het eerste kwartaal van 2025 het wetsvoorstel aanhangig te maken bij de Tweede Kamer, waarbij gekoerst wordt op inwerkingtreding per 1 juni 2025.
In beginsel kunnen de volgende groepen belastingplichtigen gebruikmaken van de tegenbewijsregeling:
• Belastingjaren 2021 en later: alle belastingplichtigen;
• Belastingjaren 2019 en 2020: o belastingplichtigen met een definitieve aanslag die op 21 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond of daarna ontvangen is én; o die een verzoek tot ambtshalve vermindering hebben gedaan of dit uiterlijk voor het einde van dit jaar (voor het belastingjaar 2019) of voor het einde van het volgende jaar (voor het belastingjaar 2020) nog doen;
• Belastingjaren 2017 en 2018: belastingplichtigen met een definitieve aanslag waarvan hun bezwaar meeliep in de massaal bezwaarprocedure of waarvan de definitieve aanslag ná het Kerstarrest ontvangen is én; o die uiterlijk voor het einde van 2022 (voor het belastingjaar 2017) of voor het einde van 2023 (voor het belastingjaar 2018) tijdig een verzoek tot ambtshalve vermindering hebben ingediend naar aanleiding van het geboden rechtsherstel.
Er is dus sprake van een ruime benadering van de doelgroep, aangezien ook degenen van wie de desbetreffende aanslag op 6 juni 2024 al wel onherroepelijk vaststond, maar op 24 december 2021 nog niet, in aanmerking kunnen komen voor aanvullend rechtsherstel. Hierbij geldt wel de voorwaarde dat tijdig – dus binnen de vijfjaarstermijn – een verzoek tot ambtshalve vermindering is of wordt gedaan. Het invullen van het formulier opgaaf werkelijk rendement zal worden gezien als een verzoek tot ambtshalve vermindering.
Eigen gebruik van onroerende zaken Het kabinet acht het eigen gebruik van een onroerende zaak onderdeel van het werkelijk rendement voor de berekening van het recht op herstel. De hoogte van dit rendement wordt gegeven door de werkelijke economische huurwaarde van de onroerende zaak. De economische huurwaarde is de huurprijs die bij verhuur onder normale omstandigheden bedongen kan worden. Er liggen verschillende cassatieprocedures bij de Hoge Raad waar dit vraagstuk aan de orde is. Naar verwachting zal de Hoge Raad in tenminste één van die zaken dit najaar uitspraak doen. Mocht die uitspraak leiden tot wijzigingen in het formulier “opgaaf werkelijk rendement” (OWR-formulier) dan heeft dat gevolgen voor de afgegeven planning en mogelijk ook budgettaire consequenties.
Aan- en verkoop van woningen gedurende het jaar De Hoge Raad heeft geoordeeld dat voor de waardering van woningen moet worden aangesloten bij de WOZ-waarde. Dit sluit aan bij de huidige wettelijke waarderingsbepalingen in box 3. De waardering is van belang om de waardeontwikkeling van de woning te bepalen. Deze bepaling is eenvoudig wanneer de belastingplichtige het gehele jaar eigenaar is van de woning. Er zijn aanvullende regels nodig om het werkelijke rendement te bepalen bij aan- en verkoop van woningen. In dat geval wordt voorgesteld om in lijn met de bestaande wettelijke waarderingsvoorschriften de waardeontwikkeling in het kalenderjaar op basis van de WOZ-waarde tijdsevenredig te verdelen tussen de verkoper en koper. Daarmee wordt in lijn met de arresten van de Hoge Raad aangesloten bij de bestaande waarderingsregels.
Voorkoming dubbele belasting Als voor het bepalen van het box 3-inkomen op basis van de tegenbewijsregeling het werkelijke rendement wordt gehanteerd, dan heeft dit gevolgen voor de berekening van de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting. Deze vermindering wordt gegeven voor het inkomen uit buitenlandse bezittingen en schulden en die daarmee verband hebben in box 3. Dit betreft met name buitenlandse onroerende zaken van binnenlandse belastingplichtigen. Als het box 3-inkomen forfaitair wordt bepaald dan wordt de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting kort gezegd berekend op basis van de verhouding waarin het forfaitair bepaalde buitenlandse inkomen in box 3 deel uitmaakt van het totale forfaitair bepaalde belastbare inkomen in box 3.
Toepassing schuldendrempel Box 3 kent een schuldendrempel van € 3.700 (bedrag 2024). Schulden behoren alleen tot de box 3-grondslag voor zover zij (gezamenlijk) hoger zijn dan dit bedrag. Voorgesteld wordt om de schuldendrempel bij het bepalen van het werkelijke rendement buiten toepassing te laten. Bij het vaststellen van het werkelijke rendement kan dan de gehele rente op alle box 3-schulden worden afgetrokken.
Toepassing vrijstelling groene beleggingen Voorgesteld wordt om bij het bepalen van het belastbare werkelijke rendement van groene beleggingen de daarvoor geldende vrijstelling toe te passen op een manier die rekening houdt met de peildatum van 1 januari. Het werkelijke rendement wordt pro rata vrijgesteld aan de hand van de situatie op de peildatum van 1 januari. Bij een vrijstelling van € 30.000 wordt dan bij een belastingplichtige met op 1 januari € 60.000 aan groene beleggingen 50% van het werkelijke rendement vrijgesteld.
Bron: Stand van zaken rechtsherstel box 3, Ministerie van Financien, 17 september 2024
Masterclass Box 3 – veilig door het overbruggingsstelsel
Wat moet je doen als adviseur voor je klanten? Wanneer is bezwaar zinvol? Hoe werkelijk rendement te berekenen? Voorkom dat je iets over het hoofd ziet, signaleer de pijnpunten, doorzie de valkuilen en loods je klanten optimaal en veilig door het overbruggingsstelsel heen. Hoe? Volg nu de cursus box 3 in overbruggingstijd.
Geef een reactie