In beginsel mag de belastingrechter de immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn niet zomaar beperken.
In een procedure tegen een WOZ-beschikking heeft een man verzocht om een immateriële schadevergoeding wegen overschrijding van de redelijke termijn. Hof Den Bosch (NTFR 2024/704) constateert dat een eventuele immateriële schadevergoeding uiteindelijk toekomt aan de gemachtigde van de man. Voordat het hof oordeelt over de toe te kennen schadevergoeding, stelt het de volgende prejudiciële vragen aan de Hoge Raad:
- Heeft een belanghebbende ook recht op een immateriële schadevergoeding wegens een overschrijding van de redelijke termijn als hij die vergoeding moet afstaan aan zijn gemachtigde?
- Moet in deze zaak een verhoging plaatsvinden van de zogeheten bagatel-grens van € 15? De bagatel-grens houdt in dat bij een financieel belang onder die grens de rechter alleen constateert dat de redelijke termijn is overschreden. De toekenning van een immateriële schadevergoeding blijft achterwege.
- Moet de rechter de vergoeding voor immateriële schade maximeren op het pleitbare financiële belang bij de procedure?
- Moet de rechter de vergoeding voor immateriële schade in procedures over de WOZ maximeren op € 50 per zes maanden overschrijding?
- Moet de overheid griffierecht vergoeden in zaken waarin het (hoger) beroep in de hoofdzaak ongegrond is, maar de rechter wel een vergoeding voor immateriële schade toekent?
Geen beperking tenzij uitzondering bij wet
De Hoge Raad besluit om alleen de prejudiciële vragen over de maximering van de immateriële schadevergoeding te beantwoorden. Vervolgens stelt de Hoge Raad dat de vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn niet is gemaximeerd op het pleitbare financiële belang bij de procedure. In zaken die een bepaalde belasting, heffing of beschikking betreffen is de immateriële schadevergoeding in principe niet beperkt tot € 50 per half jaar waarmee de termijn is overschreden. De wetgever kan bij wet een of meer uitzonderingen op deze regel maken.
Wet: art. 8:88 Awb en art. 27ga AWR
Bron: Hoge Raad 27 september 2024, ECLI:NL:HR:2024:1299, 24/00806
Geef een reactie