Hof Den Bosch heeft geoordeeld dat een piloot, die werkzaam was voor een Turkse luchtvaartmaatschappij, voor belastingdoeleinden als inwoner van Nederland moet worden aangemerkt. De persoonlijke en economische banden van de piloot met Nederland zijn hiervoor doorslaggevend.
Een piloot is sinds 1990 getrouwd en heeft twee meerderjarige kinderen die in Nederland wonen. Tot 2015 is hij werkzaam als piloot voor een Nederlandse luchtvaartmaatschappij. Vervolgens is de piloot in dienst getreden bij een Turkse luchtvaartmaatschappij. In 2018 geniet hij loon uit Turkije en een pensioenuitkering uit Nederland. De piloot heeft tot 2016 ingeschreven gestaan in Nederland en heeft zich daarna in Turkije ingeschreven. Zijn echtgenote stond in 2018 ingeschreven in Nederland en verbleef daar het grootste deel van het jaar.
Het geschil
Bij hof Den Bosch is voor het jaar 2018 in geschil of de piloot voor het belastingverdrag Nederland-Turkije als inwoner van Nederland moet worden beschouwd.
Middelpunt van levensbelangen
Het hof heeft geoordeeld dat het middelpunt van de levensbelangen van de piloot in 2018 in Nederland ligt, gezien de persoonlijke en economische betrekkingen. Hierbij heeft het hof onder meer de volgende omstandigheden in aanmerking genomen:
- De piloot en zijn echtgenote bezitten een woning en een vakantiewoning in Nederland;
- De echtgenote, de ouders en de kinderen van de piloot wonen in Nederland;
- De piloot heeft meerdere Nederlandse bankrekeningen en hij geniet een Nederlands pensioen;
- De piloot heeft in 2018 behoorlijk wat dagen in Nederland doorgebracht.
Oordeel hof
Volgens het hof volgt hieruit dat de piloot zowel naar nationaal recht als voor het belastingverdrag Nederland Turkije als inwoner van Nederland moet worden beschouwd.
Wet: art. 4 AWR
Verdrag Nederland-Turkije: art. 4
Geef een reactie