Dat een gebouw van bijvoorbeeld een sportschool vanwege coronamaatregelen is gesloten, betekent niet dat de huurder geen onroerendezaakbelasting voor gebruikers hoeft te betalen.
Een bv huurt een onroerende zaak waarin zij een sportschool exploiteert. Door coronamaatregelen is de sportschool van 15 december 2020 tot en met 19 mei 2021 van overheidswege gesloten. Toch krijgt de bv voor het jaar 2021 een aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) voor gebruikers opgelegd. De bv betoogt dat op 1 januari 2021 geen sprake was van gebruik van de onroerende zaak. Daardoor zou de aanslag OZB 2021 ten onrechte zijn opgelegd, aldus de bv. Door de coronamaatregelen was het namelijk niet mogelijk de onroerende zaak aan te wenden in overeenstemming met de beoogde bestemming van sportschool. Hof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2023:1406) heeft dit betoog verworpen.
Duurzaam gebruik is redelijkerwijs te verwachten
De bv gaat in cassatie, maar ook de Hoge Raad stelt haar in het ongelijk. Een onroerende zaak is aan het begin van een kalenderjaar in gebruik als op die peildatum duurzaam gebruik redelijkerwijs te verwachten moet zijn. Dat het gebruik op de peildatum tijdelijk is onderbroken, staat daaraan niet in de weg. Dat men de onroerende zaak naar verwachting niet het gehele jaar zal gebruiken, staat evenmin in de weg aan de vaststelling van duurzaam gebruik op de peildatum. Hetzelfde geldt bij een tijdelijk verbod om de onroerende zaak te gebruiken. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van de bv dan ook ongegrond.
Wet: art. 220, onderdeel a Gemw
Bronnen: Hoge Raad 18 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1354, 23/03445, Hoge Raad 18 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1471, 23/03444 en Hoge Raad 18 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1473, 23/03793
Geef een reactie