De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van hof Den Bosch dat een matiging van de proceskostenvergoeding kan plaatsvinden. De reden is dat de belanghebbende weliswaar gelijk heeft gekregen, maar slechts op een punt van ondergeschikt belang.
In een procedure bij hof Den Bosch is een bv het niet eens met de aanslag watersysteemheffing 2020. In het hoger beroep gaat het om de vraag of de opbrengstlimiet is overschreden, toekenning van een dwangsom en vergoeding van wettelijke rente. Het hof stelt de bv alleen op het punt van de wettelijke rente in het gelijk. Het hof is van oordeel dat het punt van de wettelijke rente van ondergeschikt belang is in deze procedure en vermindert daarom de forfaitaire proceskostenvergoeding van € 1.750 tot € 437,50, door toepassing van een factor 0,25 voor het gewicht van de zaak.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad laat deze beslissing in stand. Het hof mocht de proceskostenvergoeding met toepassing van art. 2 lid 2 Bpb matigen vanwege de omstandigheid dat de bv uitsluitend in het gelijk is gesteld op een punt van ondergeschikt belang, te weten de wettelijke rente.
Wet: art. 8:75 Awb en art. 2 lid 2 Bpb
Bron: Hoge Raad 15 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1659, 24/02022
Geef een reactie