Volgens rechtbank Zeeland-West-Brabant mag de wetgever wel 8% belastingrente hanteren bij aanslagen vennootschapsbelasting.
Een bv stelt voor de rechtbank dat het heffen van belastingrente in strijd is met het eigendomsrecht. De rechtbank merkt echter op dat aan de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid toekomt. Bovendien dient het heffen van belastingrente onder meer als prikkel tot het tijdig en correct voldoen aan de aangifteverplichtingen. Dit is een legitiem doel, evenals het voorkomen dat belastingplichtigen gaan sparen bij de Belastingdienst. De rechtbank oordeelt daarom dat geen sprake is van een schending van het eigendomsrecht.
Wetgever is binnen zijn keuzevrijheid gebleven
De bv stelt vervolgens dat het percentage van de belastingrente voor de vennootschapsbelasting te hoog is. De rechtbank beaamt dat de belastingrente hoger is dan de rente op de kapitaalmarkt. De belastingrente is echter niet gerelateerd aan de rente op de kapitaalmarkt maar aan de wettelijke rente voor handelstransacties. Deze is gelijk aan de herfinancieringsrente van de Europese Centrale Bank met een opslag. Uit onderzoek is gebleken dat de belastingrente in vergelijking met sommige andere rentetarieven aanzienlijk lager is. De wetgever heeft bewust gekozen om voor de belastingrente voor de vennootschapsbelasting aan te sluiten bij de wettelijke rente voor handelstransacties. Ook deze keuze valt binnen de ruime keuzevrijheid van de wetgever. Daarmee komt rechtbank Zeeland-West Brabant dus tot een ander oordeel dan rechtbank Noord-Nederland. Zie voor de uitspraak van rechtbank Noord-Nederland NTFR 2024/1997 en ‘Rechtbank zet belastingrente voor bv’s op 4%’.
Protocol: art. 1 EP EVRM
Wet: art. 30f, 30h en 30hb AWR en art. 27 Wet Vpb 1969
Geef een reactie