Een ingrijpende verbouwing is in beginsel geen nieuwbouw voor de omzet- en overdrachtsbelasting als de fundering en het bouwskelet blijven bestaan. Dat is althans de conclusie van Advocaat-generaal Wattel.
Een bv heeft aandelen gekocht in een vastgoedvennootschap die een kantoorpand bezit. Dit pand is kort daarvoor voor € 25,2 miljoen verbouwd, terwijl de oorspronkelijke aanschafwaarde € 6,5 miljoen was. De verbouwing omvatte onder andere sloop, renovatie en oplevering van het pand met nieuwe gevels en een volledig gestript interieur. De fundering en het betonnen skelet zijn grotendeels intact gebleven. De bv stelt dat door de verbouwing een nieuw vervaardigd goed is ontstaan. In dat geval is de verkrijging van de aandelen in de vastgoedvennootschap vrijgesteld van overdrachtsbelasting. De Belastingdienst is het daar niet mee eens. Hetzelfde geldt voor hof Amsterdam. Zie NTFR 2024/1298 en ‘Dure verbouwing maakt nog geen nieuwbouw’.
Belangrijkste kenmerken
De Advocaat-generaal (A-G) haalt uit Europese rechtspraak dat voor nieuwbouw is vereist dat het gebouw na verbouwing ‘op één lijn met een nieuw gebouw’ moet zijn te stellen. De twee belangrijkste ‘kenmerken’ van een nieuw gebouw zijn een fundering en een bouwskelet. In deze zaak zijn deze kenmerken grotendeels intact gebleven. De aangebrachte wijzigingen zijn niet significant genoeg om te spreken van een nieuw vervaardigde onroerende zaak. De A-G geeft daarom de Hoge Raad het advies om het cassatieberoep van de bv ongegrond te verklaren.
Wet: art. 15, eerste lid, onderdeel a WBRV en art. 11, vijfde lid, onderdeel b Wet OB 1968
Geef een reactie