Het CPB beoordeelt het lage tarief in de Vpb als beperkt doeltreffend en niet doelmatig. Dit schrijft staatssecretaris Van Oostenbruggen in een Kamerbrief over de evaluatie van het lage tarief in de vennootschapsbelasting. Ook verstuurt hij de invoeringstoets ‘Vennootschapsbelasting verlaging schijfgrens naar € 200.000 en verhoging opstaptarief naar 19%’ uitgevoerd door de Belastingdienst.
Uitgaande van het doel ‘ondersteuning van het mkb’ is het lage vpb-tarief beperkt doeltreffend, omdat het maar een deel van het mkb bereikt. Een deel van het mkb wordt niet bereikt via het lage vpb-tarief, zoals ondernemingen die (nog) geen winst maken (jaarlijks 25-45%) en mkb-ondernemers in de inkomstenbelasting. Indien ondersteuning van het mkb politiek wenselijk is, ligt het voor de hand om dat op andere manieren te doen.
Het lage vpb-tarief is niet doelmatig omdat circa 45-60% van het belastingvoordeel neerslaat bij bedrijven buiten de doelgroep. Alle vennootschappen met winst vallen onder het lage tarief. Van het totale belastingvoordeel slaat 40-55% neer bij de doelgroep: het mkb. Het resterende deel komt toe aan andersoortige ondernemingen, zoals beleggingsvennootschappen en zelfstandigen zonder personeel. Daarnaast kunnen ongewenste neveneffecten de ondoelmatigheid versterken. Het verlaagd vpb-tarief kan bedrijfsbeslissingen verstoren, denk aan het opsplitsen van vennootschappen en beïnvloeding van de rechtsvormkeuze.
Stimuleren ondernemerschap kan gerichter
Uit de kwantitatieve analyse blijkt dat het vooral de hoge inkomens en meer vermogenden zijn die vennootschappen bezitten en voordeel hebben van het verlaagde tarief. Het stimuleren van ondernemerschap via beleid kan veel gerichter, waarbij de precieze doelstelling bepaalt welk instrument het meest geschikt is. De conclusies van deze evaluatie pleiten voor het laten vervallen van het lage vpb-tarief, maar niet noodzakelijk voor een lastenverzwaring voor ondernemers. Met het verlaagde tarief is budgettair in 2024 een bedrag van € 3 miljard gemoeid, dat ook op andere manieren ingezet kan worden voor het bedrijfsleven. Voorbeelden zijn een verlaging van het algemene vpb-tarief of een lager box-2-tarief op winstuitkeringen.
Invoeringstoets
De recente wijzigingen in de Vpb worden op zichzelf gezien als kleine wijzigingen met weinig impact. De informatie hierover vindt de onderzoeksdoelgroep duidelijk. Echter, binnen het grotere geheel van wijzigingen in de regelgeving, heeft het wel degelijk impact op de beleving van het ondernemersklimaat. Regelgeving verandert in de perceptie van de geïnterviewden en de doelgroep continu, waardoor het voor ondernemers steeds moeilijker wordt om een langetermijnvisie te ontwikkelen. Dit heeft een negatieve impact op het vertrouwen in de overheid.
De verstrekte informatie vanuit de Belastingdienst is goed. Wel is het voor fiscaal dienstverleners soms een uitdaging om door de grote hoeveelheid van informatie en jurisprudentie, meningen en notities te navigeren. De Belastingdienst kan hier op inspelen door de beschikbare informatie sneller beschikbaar te stellen. Er is behoefte aan meer consistent en bestendig overheidsbeleid. Al zijn de wijzigingen in de Vpb klein ten aanzien van het grotere geheel, het draagt bij aan de beeldvorming dat wet- en regelgeving constant veranderen.
De uitkomsten van deze onderzoeken worden de komende tijd gewogen. In de eerste helft van 2025 volgt een kabinetsreactie.
Bron: Evaluatie van het lage tarief in de vennootschapsbelasting en de invoeringstoets ‘Vennootschapsbelasting verlaging schijfgrens naar € 200.000 en verhoging opstaptarief naar 19%’, Ministerie van Financiën, 17 december 2024
Geef een reactie