Het Uitvoeringsbesluit minimumbelasting 2024 is gepubliceerd.
Met ingang van 31 december 2023 is de Wet minimumbelasting 2024, een afzonderlijke heffingswet die een belasting tot waarborging van een mondiaal minimumniveau van belastingheffing voor multinationale groepen en binnenlandse groepen introduceert, in werking getreden. De wet strekt tot implementatie van de EU-richtlijn minimumniveau van belastingheffing. Deze richtlijn is gebaseerd op de OESO-modelregels. Na publicatie van deze modelregels zijn in februari 2023, juli 2023, december 2023 en juni 2024 administratieve richtsnoeren gepubliceerd.
De OESO-regels werken niet direct door in de Nederlandse rechtsorde. Om de consistente toepassing van de OESO-modelregels over de minimumbelasting te bevorderen en om discrepanties met de toepassing van de regels ten aanzien van andere staten te voorkomen, acht het kabinet het van belang om de administratieve richtsnoeren – indien nodig – ook in de Nederlandse (lagere) regelgeving op te nemen.
In dit Uitvoeringsbesluit minimumbelasting 2024 worden verschillende onderdelen uit de administratieve richtsnoeren van februari 2023, juli 2023, december 2023 en juni 2024 opgenomen. Dit gebeurt op grond van verschillende delegatiebepalingen die al opgenomen zijn in de wet. Het betreft de verdere uitwerking van de volgende onderwerpen:
1.keuze voor inbegrepen vermogenswinst of -verlies (artikel 6.2, derde lid, van de wet);
2.keuze voor uitgesloten vermogenswinst of -verlies (artikel 6.2, vierde lid, van de wet);
3.voortwenteling van verschil tussen gecorrigeerde betrokken belastingen en verwachte betrokken belastingen (artikel 7.2, zesde lid, van de wet);
4.alternatieve verliesverrekeningslatenties (artikel 7.3, tiende lid, van de wet);
5.toerekening van betrokken belasting die is geheven overeenkomstig een geaggregeerde belastingregeling voor buitenlandse gecontroleerde lichamen (artikel 7.5, tiende lid, van de wet);
6.het bedrag van de gebruiksrechten van de lessee (artikel 8.3, zesde lid, van de wet);
7.de consistentiestandaard en toepassing van de kwalificerende binnenlandse bijheffing veilige haven (artikel 8.13, zesde en zevende lid, van de wet); en
8.in aanmerking te nemen actieve belastinglatentie bij overdracht van activa (artikel 14.1, zesde lid, van de wet).
Het kabinet streeft ernaar om de administratieve richtsnoeren van het IF zo snel mogelijk om te zetten in (lagere)regelgeving. Het Uitvoeringsbesluit treedt daarom in werking met ingang van 1 januari 2025 maar vindt toepassing met betrekking tot verslagjaren die aanvangen op of na 31 december 2023. De voorgestelde maatregelen hebben daarmee terugwerkende kracht waardoor wordt voorkomen dat er mismatches kunnen ontstaan in de toepassing van de regels ten aanzien van andere staten, wat tot onzekerheid of mogelijk dubbele belasting of dubbele niet-belasting tot gevolg kan hebben. Het kabinet acht deze terugwerkende kracht gerechtvaardigd, omdat de bepalingen in het Uitvoeringsbesluit niet bezwaarlijk zijn voor belastingplichtigen.
In verband met de wijziging van de staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (de BES-eilanden) binnen het Koninkrijk tot openbare lichamen van Nederland is vanaf 1 januari 2011 een afzonderlijk fiscaal stelsel op de BES-eilanden ingevoerd. Via een aantal schakelbepalingen in de Belastingwet BES (opgenomen in hoofdstuk 7b van die wet) is de WMB 2024 vrijwel integraal van toepassing op groepsentiteiten die zijn gevestigd op de BES eilanden met betrekking tot verslagjaren die aanvangen op of na 31 december 2023. Daarmee zijn de bepalingen in het Uitvoeringsbesluit ook van belang voor de BES-eilanden.
Bron: Besluit van 11 december 2024, Ministerie van Financien, Stb. 2024, 442
Geef een reactie