Een werknemer heeft na een aantal tijdelijke arbeidsovereenkomsten van rechtswege een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gekregen. De werkgever heeft daarom de lage AWf-premie afgedragen. Volgens rechtbank Zeeland-West-Brabant is dat niet terecht.
Op 1 september 2015 heeft een ondernemer een werknemer in dienst genomen. Aanvankelijk met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst is na een reeks stilzwijgende verlengingen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd geworden. Er is echter geen schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd opgemaakt en ook geen addendum. De werkgever heeft de lage AWf premie afgedragen. De Belastingdienst is van mening dat het hoge AWf-tarief van toepassing is en heeft naheffingsaanslagen loonheffingen en een verzuimboete opgelegd.
Het geschil
Bij rechtbank Zeeland-West-Brabant is in geschil of de naheffingsaanslag loonheffingen en de boetebeschikking terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd. De inspecteur stelt dat de hoge AWf-premie van toepassing is door het ontbreken van een schriftelijke arbeidsovereenkomst.
Schriftelijke arbeidsovereenkomst noodzakelijk
De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag en de boetebeschikking terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd. De wetgever heeft bewust de eis opgenomen dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd schriftelijk moet zijn vastgelegd voor de toepassing van de lage AWf-premie. Voor bestaande schriftelijke arbeidsovereenkomsten op 1 januari 2020 was overgangsrecht van toepassing. Werkgevers kregen de gelegenheid tot 1 juli 2020 om de arbeidsovereenkomsten van werknemers aan te passen. Omdat de eenmanszaak de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd niet schriftelijk heeft vastgelegd, is de hoge AWf-premie verschuldigd. De rechtbank verwerpt daarom het beroep van de eenmanszaak en verklaart het beroep ongegrond.
Geef een reactie