Rechtbank Rotterdam spreekt een belastingadviseur vrij van het opstellen en gebruikmaken van een vals geschrift, maar veroordeelt hem wel voor het indienen van onjuiste belastingaangiften voor zijn cliënten.
Een belastingadviseur heeft namens zijn cliënten onjuiste belastingaangiften ingediend voor de jaren 2015, 2016 en 2017. De aangiften waren gebaseerd op een brief met onjuiste gegevens, opgesteld door een andere adviseur. Rechtbank Rotterdam oordeelt dat de belastingadviseur opzettelijk onjuiste aangiften heeft ingediend, ondanks dat hij wist dat de informatie in de brief niet klopte. De rechtbank spreekt de adviseur echter vrij van het opstellen en gebruikmaken van een vals geschrift, omdat zijn betrokkenheid hierbij onvoldoende bewezen is.
Onjuiste belastingaangiften
De belastingadviseur heeft in de periode van april 2017 tot en met maart 2020 namens zijn cliënten aangiften inkomstenbelasting ingediend waarin werd aangegeven dat zij niet meer in Nederland woonden en geen belastbaar inkomen hadden. De aangiften waren gebaseerd op een brief van een andere adviseur, waarin onjuiste informatie stond over de woonplaats en financiële situatie van de cliënten. De rechtbank oordeelt dat de belastingadviseur opzettelijk onjuiste aangiften heeft ingediend, omdat hij wist dat de informatie in de brief niet klopte en geen nader onderzoek heeft gedaan.
Vrijspraak valsheid in geschrift
De rechtbank spreekt de belastingadviseur vrij van het opstellen en gebruikmaken van een vals geschrift. Hoewel de brief met onjuiste informatie door de andere adviseur was opgesteld en de belastingadviseur een opmerking had gemaakt over een typefout, is er onvoldoende bewijs dat hij betrokken was bij het opstellen van de brief. De rechtbank vindt zijn rol hierbij te klein om van een nauwe en bewuste samenwerking te kunnen spreken.
Wet: art. 69 AWR en art. 225 Sr
Bron: rechtbank Rotterdam 22 januari 2025 (gepubliceerd 24 januari 2025), ECLI:NL:RBROT:2025:1036, 83/203472-23
Geef een reactie