Hof Amsterdam oordeelt dat Nederland voldoet aan verdragsverplichtingen door de vermindering per box te bepalen.
Een man maakt bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2019, waarin een tweede woning in Spanje is opgenomen. De inspecteur heeft de aanslag conform de aangifte opgelegd, maar de man betwist de hoogte van het werkelijk rendement en de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting.
Werkelijk rendement en bewijslast
De man stelt dat het werkelijk rendement lager is dan het forfaitair bepaalde voordeel uit sparen en beleggen. Hij overlegt een overzicht van de genoten rendementen, maar het hof oordeelt dat hij niet slaagt in het bewijs dat het werkelijk rendement lager is dan het forfaitaire voordeel. Het hof volgt de regels van de Hoge Raad, die stelt dat ook ongerealiseerde vermogenswinsten tot het werkelijk rendement behoren.
Voorkoming dubbele belasting
Het hof licht de voorkomingsbreuk toe en stelt dat de vermindering per box moet worden bepaald, conform de techniek uit het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001. Voor de woning in Spanje wordt een vermindering van € 887 verleend, waardoor de belasting in box 3 wordt verminderd tot € 419. Het hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank en vermindert de aanslag.
Wet: art. 5.2 Wet IB 2001 en art. 6 Wet rechtsherstel box 3 en art. 1 EP EVRM
Bron: gerechtshof Amsterdam 23 januari 2025 (gepubliceerd 30 januari 2025), ECLI:NL:GHAMS:2025:231, 23/1205
Geef een reactie