De Kennisgroep bijzondere winstbepalingen vpb heeft de vraag beantwoord of artikel 8bd Wet Vpb 1969 van toepassing is op een middellijke dividenduitkering als gevolg van een onzakelijke transactie tussen twee dochtervennootschappen.
De feiten van de casus zijn als volgt:
- X BV is aandeelhouder van de buitenlandse dochtervennootschappen A en B. De vennootschappen A en B zijn beide gevestigd in hetzelfde land.
- A draagt een activum met fiscale stille reserves over aan B.
- Bij de overdracht wordt door A en B voor fiscale en commerciële doeleinden een overdrachtsprijs (en verkrijgingsprijs) gehanteerd die gelijk is aan de fiscale boekwaarde en die lager is dan de waarde in het economische verkeer. Als gevolg hiervan leidt de overdracht niet tot realisatie van de fiscale stille reserve in het land van vestiging van A en B.
- Voor X BV is hierdoor sprake van een vermomde en middellijke dividenduitkering en een informele kapitaalstorting.
Vraag
Is artikel 8bd van de Wet Vpb 1969 van toepassing op een middellijke dividenduitkering aan een belastingplichtige als gevolg van een onzakelijke transactie tussen twee dochtervennootschappen?
Antwoord
Nee, een middellijke dividenduitkering als gevolg van een onzakelijke transactie tussen twee dochtervennootschappen leidt niet tot de verkrijging van een vermogensbestanddeel door de moedermaatschappij als bedoeld in artikel 8bd, eerste lid, Wet Vpb 1969. Civielrechtelijk is geen sprake van de verkrijging van een vermogensbestanddeel. Ook op grond van de jurisprudentie, doelstelling en de wetsgeschiedenis is er in deze casus geen aanleiding om voor de toepassing van artikel 8bd Wet Vpb 1969 fiscaalrechtelijk een overdracht van een vermogensbestanddeel aanwezig te achten.
Geef een reactie