Met dit koninklijk besluit wordt geregeld dat artikel XIII, onderdelen C, onder 1, en D, van de Fiscale vereenvoudigingswet 2017met ingang van 1 januari 2027 in werking zal treden.
Met artikel XIII, onderdelen C, onder 1, en D, van de Fiscale vereenvoudigingswet 2017 worden de artikelen 25 en 26 van de Invorderingswet 1990 gewijzigd. Die bepalingen geven de ontvanger de bevoegdheid om bij beschikking uitstel van betaling en kwijtschelding van belastingschulden te verlenen. Het wijzigen van de artikelen 25 en 26 van de Invorderingswet 1990 zal de rechtsbescherming bij geschillen over uitstel van betaling en kwijtschelding van belastingschulden verbeteren en moderniseren door de beschikkingen hiertoe voor bezwaar vatbaar te maken. De bestaande administratief beroepsprocedure wordt in deze gevallen vervangen door een bezwaarprocedure. Na bezwaar wordt de fiscale rechter – waarmee de bestuursrechter bij de rechtbank (in eerste aanleg), het gerechtshof (in hoger beroep) en de Hoge Raad (in cassatie) worden bedoeld – bevoegd. De Raad voor de rechtspraak verwacht als gevolg van de inwerkingtreding van deze onderdelen van de Fiscale vereenvoudigingswet 2017 voor belastingschulden een aanzienlijke toename van de hoeveelheid werk. De onderhavige onderdelen van de Fiscale vereenvoudigingswet 2017 zullen daarom met ingang van 1 januari 2027 alleen voor rijksbelastingen gaan gelden en op een later – nog nader te bepalen – moment voor de lokale heffingen. Om de wijziging eerst voor rijksbelastingen in werking te laten treden en op een later moment door te voeren voor lokale heffingen zijn wetswijzigingen noodzakelijk welke worden opgenomen in de Fiscale verzamelwet 2027.
Bron: Besluit van 23 januari 2025, Ministerie van Financien, Stb. 2025, 23
Geef een reactie