![](https://www.taxence.nl/content/uploads//sites/2/2019/11/190906073718.Supermarkt-hoog.resized.2880x2880_cropped-25-0-0-0-0-1.png)
Als een bv met haar winsten investeringen kan financieren, kan dat een aanwijzing zijn dat zij meer liquide middelen aanhoudt dan nodig is. Op deze overtollige liquide middelen mag men de doorschuivingsregeling niet toepassen.
Een man houdt van 2002 tot 2017 25% van de aandelen in een bv die twee supermarkten exploiteert, terwijl zijn broer 75% bezit. De bv verkoopt in 2017 een van haar supermarkten aan de man en 40 van zijn aandelen worden ingekocht voor € 250.000. De man schenkt de resterende aandelen in de bv aan zijn broer met toepassing van de doorschuifregeling in de aanmerkelijk belangsfeer en de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet. Maar de man geeft geen inkomen uit aanmerkelijk belang op in zijn aangifte inkomstenbelasting over 2017. Aanvankelijk volgt de Belastingdienst de aangifte van de man. Naderhand legt de inspecteur echter de man een naheffingsaanslag inkomstenbelasting over 2017 op. De man is het daar niet mee eens en start een beroepsprocedure.
Bv had overtollige liquide middelen
Het hof oordeelt ten eerste dat de inspecteur mag afgaan op de juistheid van de aangifte en dat hij in 2019 informatie heeft verkregen die een nieuw feit vormt. De man heeft daarnaast niet aannemelijk gemaakt dat de liquide middelen van de bv in 2017 volledig tot het ondernemingsvermogen behoren. De man beweert wel dat de bv de liquide middelen nodig had om in een pand te kunnen investeren. Gezien de oplopende jaarresultaten van de bv had zij echter deze investering uit de lopende resultaten kunnen betalen. Daarnaast ontbreken de verbouwingsplannen en een begroting van de te verwachten verbouwingskosten. De Belastingdienst heeft daarom terecht de doorschuivingsfaciliteit beperkt toegepast. De man krijgt wel een vergoeding toegekend van € 1.500 voor immateriële schade vanwege overschrijding van de redelijke termijn.
Wet: art. 7:10 Awb, art. 16 AWR en art. 4.17c, 4.19 en 4.22 Wet IB 2001
Bron: gerechtshof Den Haag 9 januari 2025 (gepubliceerd 3 februari 2025), ECLI:NL:GHDHA:2025:20, BK-24/552
Geef een reactie