Geen vrijstelling overdrachtsbelasting bij overdracht van vastgoed van oom aan neef.
Een neef en zijn oom exploiteren samen een melkveebedrijf. Bij de overdracht van de economische en juridische eigendom van de onroerende zaken aan de neef, doet de neef een beroep op de vrijstelling van overdrachtsbelasting volgens artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (WBR). De inspecteur wijst dit af en legt een naheffingsaanslag op. De rechtbank oordeelt dat de vrijstelling niet van toepassing is op overdrachten tussen ooms en neven, omdat de wetgever bewust heeft gekozen om de vrijstelling te beperken tot overdrachten in rechte lijn of in de zijlijn.
Oordeel rechtbank Gelderland
De rechtbank oordeelt dat de wetgever bewust heeft gekozen om de vrijstelling van overdrachtsbelasting te beperken tot overdrachten in rechte lijn of in de zijlijn, zoals kinderen en kleinkinderen. De neef kan daarom geen beroep doen op de vrijstelling. De rechtbank verwerpt ook het beroep op het verbod op discriminatie en het evenredigheidsbeginsel. De naheffingsaanslag blijft in stand, maar de inspecteur moet wel een vergoeding voor immateriële schade betalen wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Wet: art. 15 lid 1 onderdeel b WBRV
Bron: rechtbank Gelderland 5 november 2024 (gepubliceerd 31 januari 2025), ECLI:NL:RBGEL:2024:7645, ARN 23/5107 en 24/2056
Geef een reactie