
Uit onderzoek blijkt dat de wettelijke bedenktijd voor het bestuur van beursvennnootschappen niet is toegepast. Staatssecretaris Struycken stuurt het onderzoeksrapport ‘Tussentijdse evaluatie van de wettelijke bedenktijd voor het bestuur van beursvennootschappen’.
Op 1 mei 2021 trad de wet in werking die een bedenktijd van maximaal 250 dagen introduceerde voor het bestuur van een beursvennootschap wanneer aandeelhouders een voorstel tot benoeming, schorsing of het ontslag (of een wijziging van de statuten op dat punt) van bestuurders of commissarissen willen bespreken op de algemene vergadering of wanneer een openbaar bod is aangekondigd of uitgebracht zonder dat daarover overeenstemming met het bestuur is bereikt (artikel 2:114b BW).
Doel van de bedenktijd is het bestuur meer tijd en rust te gunnen om een ordentelijke afweging en beoordeling te maken welke strategische richting het belang van de vennootschap en de daaraan verbonden onderneming het beste dient. Het bestuur dient daartoe in gesprek te gaan met de aandeelhouders en andere belanghebbenden. Tevens kan het bestuur met een alternatieve strategie komen.
Uit het onderzoek blijkt met een grote mate van zekerheid dat de bedenktijd sinds de inwerkingtreding van de wet niet is toegepast. Een van de mogelijke verklaringen hiervoor kan volgens de onderzoekers gelegen zijn in het feit dat er andere beschermingsconstructies voorhanden waren.
Geen aanpassing van de wet
De uitkomsten van het onderzoek nopen niet tot aanpassing van de wet. De aanleiding van de tussentijdse evaluatie was om tijdig te kunnen ingrijpen indien er sprake zou zijn van negatieve gevolgen voor het investerings- of vestigingsklimaat. Het onderzoek heeft dergelijke gevolgen niet kunnen aantonen, zodat aanpassingen om die reden niet nodig zijn.
Geef een reactie