
De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht een navorderingsaanslag IB/PVV 2015 heeft opgelegd vanwege een afwaardering van een rekening-courantvordering.
Een dga van een bv heeft in 2015 een rekening-courantvordering van € 1.064.133 afgewaardeerd wegens oninbaarheid. De inspecteur legt een navorderingsaanslag IB/PVV op, omdat hij van mening is dat de afwaardering een winstuitdeling vormt. De dga betwist dit en stelt dat de afwaardering pas in 2016 formeel is bekrachtigd door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA).
Vordering vanuit aandeelhoudersmotieven prijsgegeven
De rechtbank overweegt dat de inspecteur uitgebreid heeft gemotiveerd waarom aandeelhoudersmotieven ten grondslag moeten hebben gelegen aan het prijsgeven van de vordering. De inspecteur stelt namelijk dat een onafhankelijke derde onderzoek zou doen naar de mogelijkheden tot terugbetaling, voordat hij een vordering prijsgeeft. Er is echter geen enkel stuk overgelegd waaruit blijkt dat een onderzoek naar de leencapaciteit en terugbetalingscapaciteit heeft plaatsgevonden of deze mogelijkheden zijn besproken met de dga. De enkele niet-onderbouwde stelling van de bv en de voormalige adviseur dat is gekeken naar de vermogenspositie van de dga in privé is daartoe onvoldoende. Gelet hierop is het aannemelijk dat het motief voor het prijsgeven niet is gelegen in zakelijke redenen, maar in de betrekkingen met belanghebbende als aandeelhouder.
Belastingdienst hoeft geen zelfstandig onderzoek te houden
De dga stelt nog dat de Belastingdienst zelfstandig onderzoek had moeten doen naar het prijsgeven van de vordering. De inspecteur had niet mogen volstaan met het stellen van vragen aan de dga. Maar de rechtbank gaat niet mee in dit standpunt van de dga en constateert dat de inspecteur aan zijn bewijslast heeft voldaan. De rechtbank oordeelt daarom dat sprake is van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt. De inspecteur hoeft bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV evenmin de aangifte vennootschapsbelasting te raadplegen. De rechtbank acht aannemelijk dat de afwaardering in 2015 heeft plaatsgevonden Uit correspondentie blijkt namelijk dat het besluit tot afwaardering van de rekening-courantvordering in 2015 heeft plaatsgevonden. Deze afwaardering heeft vanuit aandeelhoudersmotieven plaatsgevonden. De fiscus heeft terecht de volledige afwaardering aangemerkt als winstuitdeling.
Wet: art. 16, eerste lid AWR en art. 4.12 Wet IB 2001
Bron: rechtbank Zeeland-West-Brabant 17 februari 2025 (gepubliceerd 21 februari 2025), ECLI:NL:RBZWB:2025:878, 21/2872
Geef een reactie