
Ook de huurder van een sociale huurwoning kan in beroep gaan tegen de WOZ-beschikking met betrekking tot die woning.
Een vrouw huurt een sociale huurwoning van een woningcorporatie. De vrouw is het niet eens met de WOZ-waarde van haar woning voor de jaren 2022 (€ 255.000) en 2023 (€ 288.000). Ze stelt dat de WOZ-waarde te hoog is vastgesteld en heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen van de heffingsambtenaar van de gemeente Oirschot. Eerst moet rechtbank Oost-Brabant beoordelen of de beroepen ontvankelijk zijn De rechtbank oordeelt dat de vrouw belang heeft bij een lagere WOZ-waarde, omdat deze van invloed kan zijn op de maximale huurprijs en de mate van huurverhoging. De beroepen zijn daarom ontvankelijk.
Te hoge WOZ-waarde voor schuurtje
De volgende vraag is of de gemeente de WOZ-waarde van de woning correct heeft vastgesteld. De heffingsambtenaar moet bewijzen dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar hierin niet slaagt. Dat komt doordat de waarde van een schuurtje onjuist is vastgesteld. De rechtbank verlaagt de WOZ-waarde van de woning schattenderwijs naar € 250.000 voor 2022 en € 283.000 voor 2023.
Wet: art. 28 Wet WOZ
Geef een reactie