
Het kabinet heeft het wetsvoorstel tegenbewijsregeling box 3 ingediend bij de Tweede Kamer. Met de tegenbewijsregeling biedt het kabinet aanvullend rechtsherstel in box 3, zoals geoordeeld door de HR. Met dit wetsvoorstel wordt de heffing in box 3 in overeenstemming gebracht met deze jurisprudentie van de HR.
Belastingplichtigen krijgen de mogelijkheid om het werkelijk behaalde rendement aan te tonen. Als dit bedrag lager is dan het eerder aangeslagen verwachte rendement, krijgen zij de teveel betaalde belasting terug. Zij kunnen hierbij gebruik maken van het formulier Opgaaf werkelijk rendement, dat vanaf de zomer beschikbaar komt. De Wet tegenbewijsregeling is een tijdelijke oplossing tot de in 2028 verwachte Wet werkelijk rendement box 3.
In beginsel kunnen de volgende groepen belastingplichtigen gebruikmaken van de tegenbewijsregeling:
• Belastingjaren 2021 en later: alle belastingplichtigen met box 3-inkomen;
• Belastingjaren 2017 tot en met 2020: belastingplichtigen:
- met een definitieve aanslag met box 3-inkomen die op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond of daarna opgelegd is; en
- die tijdig een bezwaar of een verzoek tot ambtshalve vermindering hebben gedaan of dit nog doen. Een verzoek tot ambtshalve vermindering is tijdig wanneer het binnen vijf jaar na het einde van het betreffende belastingjaar (vijfjaarstermijn) is ingediend.
Formulier Opgaaf werkelijk rendement
Belastingplichtigen hoeven nu nog niets te doen. In de zomer wordt het formulier Opgaaf werkelijk rendement beschikbaar via Mijn Belastingdienst, waarmee het werkelijk rendement vanaf 2017 kan worden aangetoond. De Belastingdienst heeft deze gegevens niet. Vanaf de aangifte over 2025 wordt de mogelijkheid van tegenbewijs opgenomen in de normale aangifte inkomstenbelasting.
Bepalen van werkelijk rendement
In het huidige box 3-stelsel wordt gerekend met een forfaitair rendement. Met de tegenbewijsregeling krijgen belastingplichtigen de mogelijkheid om per jaar het werkelijke rendement aan te tonen. Als dit lager is dan het forfait, dan krijgen zij de teveel betaalde belasting terug. Wanneer het rendement hoger is dan het forfait, hoeven zij niets bij te betalen.
De Hoge Raad heeft in de arresten duidelijke regels opgesteld wat werkelijk rendement precies betekent. Het kabinet houdt zich hieraan. Het rendement op het gehele box 3-vermogen moet meegenomen worden voor het bepalen van het werkelijke rendement. Dit is bijvoorbeeld ontvangen en verschuldigde rente, ontvangen dividend op aandelen en huurinkomsten van een verhuurde vakantiewoning. Ook de waardestijging of -daling van het vermogen wordt meegenomen.
Voor het bepalen van het werkelijk rendement voor het aanvullend herstel geeft de Hoge Raad aan dat verliezen niet verrekend kunnen worden met andere kalenderjaren. Ook wordt er geen rekening gehouden met kosten, zoals advieskosten voor de aankoop van beleggingen of onderhoudskosten voor een vakantiewoning. Een waardestijging van een bezitting als gevolg van investeringen, zoals de verbetering of uitbreiding van een vakantiewoning, is geen onderdeel van het rendement.
Eigen gebruik onroerende zaak
De Hoge Raad heeft aangegeven dat het eigen gebruik van onroerende zaken, zoals een vakantiehuis, in principe tot het rendement behoort dat wordt belast in box 3. Maar hoe dit rendement bepaald moet worden is ingewikkeld en vereist keuzes van de wetgever. Het kabinet heeft besloten dat dit rendement voor de jaren in het verleden niet hoeft worden opgegeven. Dit gaat over 2017 tot en met 2025. Voor de jaren 2026 en 2027 moet dit wel worden opgegeven bij het leveren van tegenbewijs.
Wet werkelijk rendement box 3
Het kabinet vindt een vast stelsel op basis van forfaits en een tegenbewijsregeling niet wenselijk en werkt daarom aan een stelsel waarbij het werkelijke rendement wordt belast. De invoering van het nieuwe stelsel per 2028 is uitvoerig verkend en haalbaar. Het streven is om de Wet werkelijk rendement box 3 binnen enkele weken in te dienen bij de Kamer.
Wet rechtsherstel box 3 en overbruggingsperiode
In de Wet rechtsherstel box 3 is het rechtsherstel naar aanleiding van het Kerstarrest geregeld. Deze wet is met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2017 ingevoerd en ziet op aanslagen in de periode 2017-2022 die op basis van het Kerstarrest in aanmerking komen voor het rechtsherstel. Met de Overbruggingswet box 3 zijn de bepalingen in box 3 voor de jaren vanaf 2023 met ingang van 1 januari 2023 in de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) gewijzigd. Kern van beide wetten is dat een nieuwe berekeningsmethode voor box 3 is ingevoerd. Daarbij wordt uitgegaan van de werkelijke samenstelling van het vermogen in drie categorieën: banktegoeden, overige bezittingen en schulden. Iedere categorie kent een eigen forfait.
Voor de Wet rechtsherstel box 3 geldt dat de uitkomst van de nieuwe berekening wordt vergeleken met de forfaitaire berekening die in de betreffende belastingjaren gold in box 3. Alleen als de uitkomst van de nieuwe berekening gunstig is voor de belastingplichtige, dan wordt de nieuwe berekeningsmethode gehanteerd. Op basis van de Wet rechtsherstel box 3 kan de belastingplichtige dus alleen een lagere belastingaanslag krijgen. Vanaf belastingjaar 2023 is alleen nog sprake van de nieuwe berekeningsmethodiek. In de periode waarop de Wet rechtsherstel box 3 ziet betekent dit dat er na invoering van de voorgestelde tegenbewijsregeling drie manieren zijn waarop het box 3-inkomen kan worden vastgesteld. i) De oorspronkelijke forfaitaire regeling, zoals die voor de jaren vanaf 2017 gold, met een forfaitaire vermogenssamenstelling. ii) De nieuwe forfaitaire berekeningsmethode op basis van de werkelijke samenstelling van het vermogen. De Belastingdienst past automatisch de meest gunstige van deze twee forfaitaire methodes toe. iii) Het werkelijke rendement als de belastingplichtige op basis van de tegenbewijsregeling aannemelijk maakt dat hij een lager werkelijk rendement heeft behaald dan het hiervoor genoemde forfaitair berekende rendement. Met dit wetsvoorstel wordt daartoe voorgesteld de Wet rechtsherstel box 3 met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2017 te wijzigen.
In de belastingjaren vanaf 2023 zijn er na de invoering van de voorgestelde tegenbewijsregeling twee manieren waarop het box 3-inkomen kan worden vastgesteld.
- De forfaitaire berekeningsmethode op basis van de werkelijke samenstelling van het vermogen.
- Het werkelijke rendement als de belastingplichtige op basis van de tegenbewijsregeling aannemelijk maakt dat hij een lager werkelijk rendement heeft behaald dan het forfaitair berekende rendement.
Hiertoe wordt voorgesteld om de bepalingen voor box 3 in de Wet IB 2001 met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023 te wijzigen. De regels voor het bepalen van het werkelijke rendement zijn in beide periodes in beginsel hetzelfde, met dien verstande dat wordt aangesloten bij de bepalingen in box 3 voor het betreffende kalenderjaar. Dit is van belang bij enkele parameters die jaarlijks verschillen, zoals de hoogte van de vrijstelling voor groene beleggingen. De hoogte van de vrijstelling in het betreffende jaar is dan van belang om het vrijgestelde deel van het werkelijke rendement van de groene beleggingen te berekenen.
Bron: Wetsvoorstel Wet tegenbewijsregeling box 3, Ministerie van Financiën, 14 maart 2025
Masterclass Box 3 – veilig door het overbruggingsstelsel
Wat moet je doen als adviseur voor je klanten? Wanneer is bezwaar zinvol? Hoe werkelijk rendement te berekenen? Voorkom dat je iets over het hoofd ziet, signaleer de pijnpunten, doorzie de valkuilen en loods je klanten optimaal en veilig door het overbruggingsstelsel heen. Hoe? Volg nu de cursus box 3 in overbruggingstijd.
Geef een reactie