
Ongerealiseerde waardemutaties tellen ook mee. Daardoor is een fiscaal geschil over het werkelijk rendement niet voorbij als een overeenkomst met de fiscus alleen op gerealiseerde waardemutaties ziet.
Twee echtgenoten hebben in hun aangifte IB/PVV over 2020 een voordeel uit sparen en beleggen aangegeven. Bij het vaststellen van de aanslag heeft de inspecteur geen aanleiding gezien de Wet rechtsherstel box 3 toe te passen. Dit zou volgens hem namelijk niet leiden tot een gunstiger resultaat. Hof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2024:337) heeft de aanslag verminderd door het box 3-inkomen te berekenen naar het werkelijke rendement. Tussen partijen was niet in geschil dat dit werkelijke rendement € 3.873 was.
Ongerealiseerde vermogensrendementen tellen ook mee
De staatssecretaris heeft cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad verklaart dit beroep gegrond. Het hof heeft bij het werkelijke rendement ten onrechte geen rekening gehouden met ongerealiseerde vermogensmutaties. Zie ook NTFR 2024/1001 en ‘Voor werkelijk rendement kijken naar volledig box 3-vermogen’. Dat tussen partijen overeenstemming bestond over de omvang van het werkelijke rendement, doet daar niet aan af. Die overeenstemming had namelijk slechts betrekking op de omvang van het direct gerealiseerde vermogensrendement en niet op ongerealiseerde waardemutaties. Daarover hebben partijen zich niet uitgelaten. De Hoge Raad vernietigt de hofuitspraken en verwijst de zaak naar hof Amsterdam.
Wet: art. 5.2 Wet IB 2001 en art. 3 Wet rechtsherstel box 3
Bronnen: Hoge Raad 14 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:379, 24/00880 en Hoge Raad 14 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:380, 24/00879
Geef een reactie