
Het verschoningsrecht van een advocaat vervalt in principe niet door het inbrengen van stukken in een fiscale procedure.
Een advocaat heeft in een fiscale procedure bij het hof een processtuk (tiendagenstuk) ingebracht, dat gebaseerd is op getuigenverklaringen. De inspecteur van de Belastingdienst heeft dit stuk vervolgens verstrekt aan de FIOD en het openbaar ministerie (OM). Daarna is het tiendagenstuk opgenomen in een strafrechtelijk dossier tegen de cliënten van de advocaat. Daarop heeft de advocaat een klaagschrift ingediend om deze gegevens uit het strafdossier te laten verwijderen, met een beroep op zijn verschoningsrecht.
Klaagschrift is niet-ontvankelijk
De Hoge Raad constateert dat in deze zaak geen sprake is van inbeslagneming van het tiendagenstuk. Evenmin is geen sprake van (een situatie die is gelijkgesteld aan) het vorderen van de betreffende gegevens in het kader van een vermoeden van een misdrijf. Onder de omstandigheden van deze zaak voorziet de wet niet in de mogelijkheid van een beklag dat strekt tot verwijdering van gegevens uit de processtukken. Daarom is het beklag van de advocaat niet-ontvankelijk.
In beginsel blijft verschoningsrecht in stand
Dat neemt niet weg dat de Hoge Raad het verschoningsrecht toch nader bespreekt. De Hoge Raad merkt onder meer het volgende op. Heeft een advocaat een stuk waarin gegevens zijn opgenomen waarover zijn verschoningsrecht zich uitstrekt, ingebracht in een fiscale procedure? Dan brengt deze omstandigheid niet mee dat hij zijn verschoningsrecht ten aanzien van de betreffende gegevens prijsgeeft in relatie tot een (mogelijk) latere strafrechtelijke procedure. Dit geldt ook voor eventuele bijlagen die bij dat stuk zijn gevoegd en waarover het verschoningsrecht van de advocaat zich eveneens uitstrekt.
Bron: Hoge Raad 25 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:456, 24/02026
Geef een reactie