
Het wetsvoorstel Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR) wordt aangepast. Dat schrijft minister Van Hijum aan de Tweede Kamer.
Bij het beoordelen of iemand werknemer of zelfstandige is blijft ondernemerschap een volwaardig criterium, naast de vraag of iemand wordt aangestuurd in het werk en voor eigen risico werkt. Het wetsvoorstel komt daarmee in lijn met de recente uitspraak van de Hoge Raad in de zaak Uber/FNV. Met het (gewijzigde) wetsvoorstel VBAR beoogt het kabinet meer duidelijkheid te bieden over wanneer wordt gewerkt als werknemer of als zelfstandige, zowel voor werkenden, werkgevenden, uitvoeringsinstanties en de rechtspraak. Het kabinet streeft ernaar dit wetsvoorstel voor de zomer bij de Kamer in te dienen.
Wetsvoorstel VBAR
In de huidige versie van het wetsvoorstel VBARwordt er gekeken naar enerzijds vijf criteria rondom de aansturing in het werk en anderzijds vijf criteria over werken voor eigen risico. Pas als die criteria in evenwicht waren werd er gekeken of iemand zich buiten de arbeidsrelatie gedraagt als ondernemer, het ‘extern ondernemerschap’. Door de voorgestelde wijziging weegt het extern ondernemerschap volwaardig mee, naast de aansturing in het werk en het werken voor eigen risico.
De Hoge Raad heeft in het recente antwoord op prejudiciële vragen in de zaak Uber/FNV aangegeven dat er geen rangorde geldt tussen de verschillende gezichtspunten die kunnen wijzen op een arbeidsovereenkomst of werken als zelfstandige. Met de voorgenomen wijziging brengt het kabinet het wetsvoorstel in lijn met deze uitspraak.
Rechtsvermoeden
Het wetsvoorstel VBAR introduceert daarnaast een rechtsvermoeden van werknemerschap. Als een werkende minder betaalt krijgt dan een bepaald uurtarief kan diegene claimen werknemer te zijn. Het is dan aan de opdrachtgever aan te tonen dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Dit deel van het wetsvoorstel blijft ongewijzigd.
Handhaving
Voor de handhaving heeft het aangepaste wetsvoorstel geen gevolgen. De Belastingdienst handhaaft momenteel al op deze manier op schijnzelfstandigheid, namelijk rekening houdend met huidige wet- en regelgeving en jurisprudentie. Daardoor is het nu al het gebruik om alle criteria mee te wegen om echte zelfstandigen te onderscheiden van werknemers die in loondienst horen.
Als gevolg van de opheffing van het handhavingsmoratorium is de arbeidsmarkt in beweging schrijft de minister. De verhalen van organisaties en zelfstandigen die de overgang ingewikkeld vinden, of zorgen hebben over hun situatie, bereiken ook het kabinet. Daarom wordt er ingezet op goede communicatie en voorlichting en het voeren van gesprekken met verschillende brancheorganisaties. Ook worden de gevolgen van de handhaving de komende maanden in kaart gebracht. Hier wordt de Tweede Kamer later dit jaar over geïnformeerd.
Webinar ZZP dossier, wanneer is er wel of niet sprake van schijnzelfstandigheid?
Vanaf 1 januari 2025 is het handhavingsmoratorium opgeheven. Met de opheffing van het handhavingsmoratorium zal de Belastingdienst weer actief gaan handhaven op schijnzelfstandigheid, waarbij de Belastingdienst de mogelijkheid heeft om naheffingen en boetes op te leggen. Dit brengt veel vragen en misverstanden met zich mee voor zzp’ers, opdrachtgevers, belastingadviseurs en HR-professionals. Daarom is het van belang om goed inzicht te krijgen in de huidige en toekomstige wet- en regelgeving en hoe risico’s op schijnzelfstandigheid binnen een organisatie kunnen worden herkend en ondervangen.
Geef een reactie