Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat de inhouding van belasting op dividend dat een binnenlands lichaam uitkeert aan een aandeelhouder uit een overzees gebied in beginsel is toegestaan. Deze inhouding moet wel een evenredige maatregel vormen tegen belastingontduiking.
Als een lichaam is gevestigd in Curaçao of Sint Maarten en dividend ontvangt van een Nederlands lichaam, moet daarover in beginsel dividendbelasting worden ingehouden. De dividendbelasting wordt daarbij gesteld op maximaal 8,3% als:
- het lichaam in Curaçao of Sint Maarten voor 25% of meer aandeelhouder is van het Nederlandse lichaam; en
- in Curaçao of Sint Maarten men niet op zo’n manier rekening houdt met de dividendbelasting dat de belastingdruk daardoor minder wordt dan 8,3%.
Het bedrag van de dividendbelasting wordt overigens overgemaakt aan de overheid van Curaçao of Sint Maarten
EU-recht
Twee Antilliaanse lichamen (tot 10 oktober 2010 gold deze regel ook voor lichamen op de andere eilanden van de Nederlandse Antillen) meenden dat deze gang van zaken in strijd was met het Europees recht. De inhouding van dividendbelasting zou een ongeoorloofde belemmering van het kapitaalverkeer zijn. Maar het Hof van Justitie van de EU heeft geoordeeld dat het kapitaalverkeer tussen een lidstaat en zijn overzeese gebieden mag worden beperkt. Het Hof stelt wel dat de lidstaat met deze maatregel de doelstelling van bestrijding van belastingontduiking daadwerkelijk en evenredig moet nastreven. De Hoge Raad (Hoge Raad, 6 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:121 en ECLI:NL:HR:2015:224) heeft naar aanleiding van de uitspraak van het Hof de beroepschriften van de lichamen ongegrond verklaard.
Regeling: artikel 11, derde lid, onderdeel a BRK 1964
Meer informatie: Hof van Justitie van de EU, 5 juni 2014, C-24/12 en C-27/12
Geef een reactie