Staatssecretaris Wiebes heeft op 2 juni antwoord gegeven op Kamervragen betreffende pensioen in eigen beheer. Hoewel er lang naar de respons van de staatssecretaris werd uitgekeken, geeft de omvangrijke beantwoording niet de duidelijkheid waarop werd gehoopt. Wiebes geeft aan dat hij nog geen pasklare oplossing heeft, maar deelt wel zijn gedachten over de kwestie.
Volgens Wiebes is er maar één uitgangspunt: een aanpassing van de regeling voor pensioen in eigen beheer is alleen zinvol als de regelgeving structureel eenvoudiger en begrijpelijker wordt voor zowel de dga als de Belastingdienst. We moeten – als het even kan – af van de ingewikkelde verschillen tussen de fiscale en civiele waarderingsregels bij het eigen beheer. Hierbij stelt de staatssecretaris wel een aantal randvoorwaarden. In de eerste plaats is het volgens hem van belang dat de door de directeur-grootaandeelhouder ingelegde middelen beschikbaar kunnen blijven voor (de financiering van) de eigen onderneming. Verder moet het mogelijk blijven dat iets geregeld kan worden voor de (potentiële) nabestaanden. Ten slotte moet een aanpassing budgettair haalbaar zijn.
In de brief die zijn voorganger op 6 december 2013 aan de Kamer stuurde, zijn al drie oplossingsrichtingen geschetst, namelijk:
-
De fiscale waardering van de pensioenverplichting vindt plaats op commerciële grondslagen.
-
De fiscale pensioenverplichting vormt het uitgangspunt voor de herrekening van de pensioenaanspraken (afstempelen).
-
Er wordt een geheel nieuw systeem ingevoerd: een fiscale reserve in eigen beheer voor de oude dag.
Naar aanleiding daarvan werd onder andere door de Werkgroep Ondernemerspensioen nog een vierde variant aangedragen:
-
Een beschikbarepremieregeling met een vast oprentingspercentage.
De conclusies ten aanzien van de oplossingsvarianten uit de brief van 6 december 2013 zijn niet veranderd. Variant 1 valt af omdat deze budgettair niet haalbaar is. Variant 2 is een incidentele aanpassing met grote juridische bezwaren en maakt de regeling bovendien voor de langere termijn niet eenvoudiger. Variant 3, de fiscale reserve voor pensioen, biedt objectief de meeste aanknopingspunten voor een echte vereenvoudiging en voldoet volgens de staatssecretaris tevens aan alle genoemde randvoorwaarden. Wiebes werkt dan ook aan een verdere uitwerking van deze variant.
Beschikbarepremieregeling
Bij de vierde variant – de beschikbarepremieregeling met een vast oprentingspercentage – heeft Wiebes twijfels of dit werkelijk tot een vereenvoudiging kan leiden; in ieder geval niet in de voorgestelde vorm, aldus de staatssecretaris. Een beschikbarepremieregeling met een vast oprentingspercentage is volgens de beleidsman sowieso een contradictio in terminis. Intrinsiek aan beschikbarepremieregelingen is namelijk dat de premie weliswaar vast staat, maar het rendement onzeker is. Als het rendement wordt vastgesteld op een bepaald niveau, dan is er in feite weer sprake van een gegarandeerde toezegging, waardoor in wezen geen sprake meer is van een definedcontributionregeling maar van een definedbenefitregeling. Hiermee loop je alsnog het risico dat deze aanspraak voor de jaarrekening op commerciële grondslagen gewaardeerd zal moeten worden. Vanwege de eenvoud van het achterliggende principe van deze voorgestelde variant, is Wiebes wel bereid om te onderzoeken of een nieuw regime, waarin oprenting met een vast percentage een belangrijk ingrediënt is, kans van slagen heeft.
Meer informatie: Beantwoording Kamervragen over pensioen in eigen beheer
Geef een reactie