De ozb-tarieven of de verhoging van die tarieven worden niet gemaximeerd. Dat betekent dat iedere gemeente zelf de hoogte van de ozb-tarieven kan bepalen. Een beroep tegen het ozb-tarief heeft dus alleen kans van slagen als men aannemelijk kan maken dat de tariefstelling of tariefstijging leidt tot een willekeurige of onredelijke belastingheffing.
Rechtbank Oost-Brabant heeft beslist dat de verhoging van de onroerendezaakbelastingtarieven in gemeente Gemert-Bakel in 2013 niet in strijd was met de wet. Dit was in geschil in een zaak die een eigenwoningeigenaar had aangespannen tegen het ozb-tarief en dus de ozb-aanslag die hij in 2013 kreeg opgelegd. Het ozb-tarief in deze gemeente was namelijk gestegen met 89% ten opzichte van 2012. De rechtbank zag echter geen reden om de aanslag te vernietigen. Want uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever de verantwoordelijkheid voor de vaststelling van de ozb-tarieven bewust heeft neergelegd bij de gemeenteraad. De wetgever heeft de gemeenteraad daarom geen restricties opgelegd bij de vaststelling van de OZB-tarieven. Dat wil zeggen dat een individuele gemeente voor een hogere tariefstijging mag kiezen. Overschrijding van de landelijke macronorm voor woningen door een individuele gemeente kan dus niet ertoe leiden dat een sanctie wordt opgelegd aan die gemeente. De raad van de gemeente in kwestie had destijds voor een hoge tariefstijging gekozen met het oog op de benarde financiële situatie van de gemeente. Gelet op de grote mate van beleidsvrijheid van de gemeenteraad en de reden die de gemeenteraad had om voor een hoge tariefstijging te kiezen, kon niet worden gezegd dat de verhoging van het ozb-tarief leidde tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing.
Wet: artikel 219, lid 2 en artikel 220 Gemeentewet
Meer informatie: Rechtbank Oost-Brabant, 6 juni 2014 (gepubliceerd op 16 juni 2014), ECLI:NL:RBOBR:2014:3112
Geef een reactie