De werkzaamheden van operatieassistenten en anesthesieverpleegkundigen vormen naar hun aard een wezenlijk, inherent en onafscheidbaar deel van aan patiënten geboden medische verzorging (chirurgie). Als de werkzaamheden feitelijk door de zorgverleners zelf worden verricht, zonder bemiddeling door of met tussenkomst van een derde, dan vormt dit een btw-vrijgestelde prestatie.
Deze zaak betrof een maatschap waarin operatie- en anesthesieassistenten tegen vergoeding werkzaamheden in verschillende ziekenhuizen verrichten. De duur van de werkzaamheden was doorgaans een maand tot een jaar. De maatschap heeft ter zake van de geleverde diensten geen omzetbelasting in rekening gebracht en op aangifte voldaan. De inspecteur kwalificeerde de geleverde diensten echter als het ter beschikking stellen van personeel dan wel arbeid en legde een naheffingsaanslag op. De maatschap was van mening dat de diensten vrijgesteld moesten worden omdat de zorgverleners ‘medische verzorging’ leverden. Het Hof gaf de inspecteur gelijk, de Hoge Raad casseerde echter diens arrest.
Vrijgestelde medische zorg
De Hoge Raad constateerde allereerst dat de maatschap juridisch niet in een verhouding van ondergeschiktheid stond ten opzichte van de diverse ziekenhuizen. De door de maatschap overeengekomen werkzaamheden werden feitelijk door ieder van de maten verricht, zonder bemiddeling door of met tussenkomst van een derde. Van ter beschikking stellen of uitlenen van personeel of arbeidskrachten was derhalve geen sprake. Verder oordeelde de Hoge Raad van oordeel dat de werkzaamheden van een operatieassistent respectievelijk anesthesieverpleegkundige naar hun aard een wezenlijk, inherent en onafscheidbaar deel van aan patiënten geboden medische verzorging vormen. Die werkzaamheden of diensten moeten voor de heffing van omzetbelasting worden aangemerkt als het geven van ‘medische verzorging’. De Hoge Raad verklaarde het cassatieberoep gegrond en vernietigde daarmee de uitspraak van het hof.
Wet: artikel 11, lid 1 onder c Wet OB
Meer informatie: Hoge Raad, 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1374
Geef een reactie