Het kan gebeuren dat een Nederlander al jaren in het buitenland woont en tijdens een verblijf in Nederland ziek wordt en hier komt te overlijden. De Nederlandse fiscus mag in dat geval pas een aanslag erfbelasting opleggen aan de erfgenamen als deze aannemelijk kan maken dat de erflater ten tijde van het overlijden (mede) in Nederland woonde.
De inspecteur in een zaak voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant stond voor deze lastige taak. Hij had een aanslag erfbelasting opgelegd aan de zoon van de erflater. Volgens die erfgenaam kon die aanslag niet in stand blijven, omdat de erflater ten tijde van het overlijden in het buitenland woonde. De erflater woonde namelijk sinds 1996 samen met zijn derde vrouw in hun echtelijke woning op een eiland waar hij een succesvol bedrijf had. In 2008 verkocht hij dit bedrijf aan een multinational. Hij had daarnaast nog twee vennootschappen in Nederland en speelde met het idee om een modern bedrijf hier op te richten. Maar dat is uiteindelijk niet gebeurt. De erflater kwam in 2009 te overlijden in het UMC. Volgens de inspecteur had de erflater na de verkoop van zijn onderneming zijn woonplaats verlegd naar Nederland. De rechtbank was niet daarvan overtuigd. Uit de verklaringen van familieleden, vrienden en kennissen bleek dat erflaters sociale leven zich op dat eiland afspeelde waar hij tevens ingeschreven stond in het bevolkingsregister. Alle persoonlijke eigendommen bevonden zich ook daar in de echtelijke woning. Ook hield hij daar bankrekeningen aan met aanzienlijke banktegoeden en deed daar zijn aangifte inkomstenbelasting. De rechtbank concludeerde op grond van deze feiten en omstandigheden dat het duurzame middelpunt van erflaters persoonlijke levensbelangen tot aan zijn overlijden enkel en alleen op het eiland lag, en niet in Nederland.
Wet: artikel 4 van de AWR en artikel 3 SW 1956
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14 mei 2014 (gepubliceerd 20 juni 2014), ECLI:NL:RBZWB:2014:3705
Geef een reactie