Een werkgever kan het lage sectorpremiepercentage alleen toepassen voor werknemers met wie hij een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor minstens een jaar of onbepaalde tijd is aangegaan. Deze regel is verbindend, aldus de Hoge Raad.
Een werkgever in de glastuinbouw paste voor zijn Hongaarse werknemers het lage sectorpremiepercentage toe dat hoorde bij ‘agrarisch bedrijf’. Omdat hij met de werknemers alleen een mondelinge arbeidsovereenkomst was aangegaan, corrigeerde de inspecteur de lage sectorpremie. Op grond van de wet geldt het lage sectorpremiepercentage namelijk voor werknemers die volgens een schriftelijke overeenkomst ten minste voor een jaar of voor onbepaalde tijd in dienstbetrekking zullen staan tot de werkgever. Het hof meende echter dat de werkgever ook wel op een andere wijze mocht aantonen dat de werknemers langer dan een jaar in dienst waren, nu de arbeidsovereenkomst niet op schrift stond. Daar was de Hoge Raad het niet mee eens. Volgens de hoogste rechter was de eis gesteld in het belang van de Belastingdienst. Hiermee werden discussies achteraf voorkomen over het (eventuele) bestaan van een mondelinge overeenkomst en over de inhoud daarvan. De Hoge Raad merkte daarbij nog op dat deze eis zich alleen voor toepassing leende indien en voor zover de Belastingdienst zich daarop heeft beroepen. De eis van een schriftelijke overeenkomst was verbindend en de correctie bleef in stand.
Meer informatie: Hoge Raad, 20 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1464
Geef een reactie