De Hoge Raad heeft beslist dat onder omstandigheden ook sprake kan zijn van financiële verwevenheid als een vennootschap slechts in het bezit is van certificaten van aandelen in een andere vennootschap.
Als ondernemers in financieel, organisatorisch en economisch opzicht zijn verweven, kan de fiscus die ondernemers op eigen initiatief aanmerken als een fiscale eenheid. Zo ook in de zaak voor de Hoge Raad. Het ging in die zaak om de vraag of een moeder- en dochtermaatschappij financieel met elkaar waren verweven, ondanks dat de moeder op een gegeven moment alleen de certificaten van aandelen bezat in de dochter-bv. De Hoge Raad stelde voorop dat sprake is van financiële verwevenheid als een vennootschap de meerderheid van de aandelen – met daaraan verbonden de meerderheid van de zeggenschapsrechten – in de andere vennootschap in handen heeft. In situaties waarbij de ene bv niet de aandelen van de andere bv houdt, maar slechts tegenover die aandelen uitgegeven certificaten zonder stemrecht in de andere vennootschap, wordt in het algemeen niet voldaan aan de hiervoor bedoelde voorwaarde. In dit specifiek geval maakte de rechter een uitzondering op deze algemene regel. De bv’s in kwestie werden na een aandelenoverdracht geacht in financieel opzicht verweven te zijn gebleven. De moeder-bv genoot namelijk krachtens het bezit van de door de koper van de aandelen uitgegeven certificaten van aandelen indirect alle inkomsten van een aandeelhouder. Bovendien oefende de enige bestuurder van de moeder-bv, doordat deze ook enig bestuurder was van de koper, feitelijk ook de aan de aandelen in de dochter verbonden zeggenschap uit. Verder oordeelde de Hoge Raad dat niet de inspecteur maar de wet zelf voorziet in de ingangsdatum van een fiscale eenheid. Het vermelden van een onjuiste ingangsdatum op de beschikking (zoals in dit geval) had dus geen gevolgen voor de geldigheid daarvan.
Wet: artikel 7, lid 4 en 5 Wet omzetbelasting 1968
Meer informatie: Hoge Raad, 31 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:145
Geef een reactie